Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Atrans B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 14 november 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:10780

werknemer/Atrans B.V.

Loonvordering in kort geding toegewezen. Werkgever heeft niet uitbetaald wegens het nog moeten uitlezen van een chauffeurspasje en omdat werknemer een verklaring zou moeten tekenen in verband met strafrechtelijke aansprakelijkheid. Geen reden voor loonopschorting.

Feiten

Werknemer is van 23 juli 2018 tot 17 augustus 2018 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst geweest van Atrans in de functie van medewerker transport. Op 1 augustus 2018 heeft Atrans € 827,26 netto aan werknemer uitbetaald en op 16 oktober 2018 ontving werknemer nog eens € 500 netto van Atrans. Op de respectieve afschriften staat bij de eerste betaling de omschrijving ‘mnd juli’ vermeld en bij de tweede betaling de omschrijving ‘periode 8’. Ter zitting heeft werknemer nog te kennen gegeven dat hij daarnaast op of rond 1 november 2018 nog € 450 netto van Atrans heeft ontvangen en op 12 november 2018 nog eens € 182,58, hetgeen evenwel niet vergezeld is gegaan met een formele dienovereenkomstige eisvermindering. Bij exploot van dagvaarding vorderde werknemer de veroordeling van Atrans tot betaling binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis van het netto equivalent van € 4.173,47 bruto, minus € 500 netto, onder gelijktijdige verschaffing van een deugdelijke bruto-nettospecificatie, dit laatste onder verbeurte van een dwangsom van € 50 per ingegane dag dat Atrans niet aan die veroordeling voldoet met een maximum van € 1.000. Ter zitting heeft werknemer zijn vordering vermeerderd in die zin dat hij thans ook de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van Atrans vordert.

Oordeel

Ter zitting heeft Atrans aangevoerd dat zij alles wil betalen waar werknemer recht op heeft, maar dat zij dat nog niet heeft gedaan omdat zij nog een ‘chauffeurspasje moest uitlezen’. Werknemer zou verder ook nog een verklaring moeten tekenen in verband met mogelijke strafrechtelijke aansprakelijkheid. Gesteld noch gebleken is echter dat Atrans ook aan werknemer heeft bericht dat verdere uitbetaling van loon hiervan afhankelijk zou zijn, laat staan dat om die reden een recht op opschorting zou zijn ontstaan. Onduidelijk blijft dan in dat verband waarom Atrans op 1 respectievelijk 12 november 2018 nog de hiervoor aangehaalde bedragen heeft overgemaakt. Atrans heeft verder geen opmerkingen gemaakt over de door werknemer vervaardigde berekening van verschuldigd loon, zodat de juistheid van die berekening (op al haar onderdelen) als onweersproken in deze procedure vaststaat. Op grond van voorgaande overwegingen zal de vordering worden toegewezen, zij het tot het door werknemer zelf voorgerekende bedrag van € 4.172,69, nu voor de overige € 0,78 geen grondslag bestaat. De over dat bedrag gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW is eveneens toewijsbaar (ook daar is geen verweer tegen gevoerd). Daarbij zal dan wel verstaan worden dat met de (na dagvaarding) reeds gedane betalingen bij de executie van dit vonnis rekening zal worden gehouden. Ook de gevorderde verschaffing van een deugdelijke loonspecificatie is toewijsbaar, inclusief de daaraan gekoppelde dwangsom zoals gevorderd.