Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 8 mei 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:14047
werkneemster/werkgeefster
Feiten
Werkneemster is van 28 september 1999 tot 1 augustus 2016 als kapster in dienst geweest bij werkgeefster. Werkgeefster heeft, na de verkregen toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met werkneemster tegen 1 augustus 2016 opgezegd. Werkneemster vordert onder meer betaling van de transitievergoeding, achterstallig loon en vakantiegeld en opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. Werkgeefster voert verweer en stelt dat de loonvordering niet voor volledige toewijzing in aanmerking komt en dat zij voldoet aan de vereisten van de Overbruggingsregeling.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat werkgeefster in de loop van de procedure haar verweer tegen de loonvordering niet gemotiveerd heeft gehandhaafd. Deze wordt dan ook toegewezen, waarbij de wettelijke verhoging wordt gematigd tot 20%, omdat het dienstverband reeds is geƫindigd en er derhalve geen sprake meer is van een prikkel tot tijdige loonbetaling. De vraag die resteert, is of werkgeefster aanspraak kan maken op een volledige dan wel gelimiteerde transitievergoeding. Beoordeeld moet worden of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 24 lid 2 van de Ontslagregeling. Werkgeefster heeft de kantonrechter er niet van kunnen overtuigen dat zij voldoet aan de voorwaarde dat het resultaat van de onderneming van werkgever over het boekjaar en de twee daaraan voorafgaande boekjaren kleiner is geweest dan nul. Uit de jaarrekening 2015 van werkgeefster komt immers naar voren dat over het boekjaar 2015 door werkgeefster een positief resultaat is behaald. Het beroep van werkgeefster op de Overbruggingsregeling slaagt dan ook niet en werkneemster maakt aanspraak op de volledige transitievergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente. Over de transitievergoeding is geen wettelijke verhoging verschuldigd. Werkgeefster wordt wel in de gelegenheid gesteld om de transitievergoeding in termijnen te betalen.