Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/ABN Amro
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29 november 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:8683

Werknemer/ABN Amro

ABN Amro heeft bij de Ontslagadviescommissie een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. De Ontslagadviescommissie oordeelt dat werknemer kan worden herplaatst binnen een redelijke termijn. De kantonrechter oordeelt dat ABN Amro werknemer een passende functie moet aanbieden. Vorderingen worden toegewezen.

Feiten

Werknemer is op 1 juni 1989 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) ABN Amro. Werknemer is in het kader van een reorganisatie per 23 augustus 2017 boventallig verklaard. Volgens ABN Amro is de functie vervallen. De functies waarop werknemer heeft gesolliciteerd, waaronder de functies CR medewerker A-II en CR medewerker A-III, zijn door ABN Amro niet passend bevonden. De zes maanden in de mobiliteitsorganisatie zijn niet succesvol geweest. Op 21 februari 2018 heeft ABN Amro bij de Ontslagadviescommissie een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. Werknemer heeft verweer gevoerd en stelt dat zijn functie niet is vervallen en ABN Amro onvoldoende inspanningen heeft geleverd om hem te herplaatsen. De Ontslagadviescommissie heeft het verzoek van ABN Amro afgewezen, en aangegeven dat ‘de bank er gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet in geslaagd is voldoende aannemelijk te maken dat verweerder niet binnen redelijke termijn, met behulp van scholing, herplaatst kan worden in een passende functie’. Werknemer heeft ABN Amro vervolgens verzocht om hem formeel aan te stellen in de functie van CR medewerker A-II of CR medewerker A-III. ABN Amro heeft aangegeven dat deze functies niet meer beschikbaar waren. ABN Amro heeft werknemer twee andere functies aangeboden, maar deze zijn niet door hem geaccepteerd. Werknemer vordert om ABN Amro te veroordelen om hem in staat te stellen zijn werkzaamheden te hervatten in de functie van CR medewerker A-III primair of CR medewerker A-II subsidiair. Daarnaast vordert hij om ABN Amro te veroordelen hem toestemming te geven de opleiding te volgen ten behoeve van die functies.

Oordeel

In geschil is wat een passende functie is voor werknemer. Volgens werknemer komt hij binnen redelijke termijn, na scholing, in aanmerking voor zowel de functie CR medewerker A-II als CR medewerker A-III. Volgens ABN Amroheeft de Ontslagadviescommissie slechts geoordeeld dat niet aannemelijk is dat werknemer niet binnen redelijke termijn met behulp van scholing in een passende functie kan worden herplaatst. Dat is iets anders dan dat werknemer na het volgen van de opleiding specifiek geschikt is voor de functies CR medewerker A-II en A-III, aldus ABN Amro. De kantonrechter volgt ABN Amro hierin niet. De Ontslagadviescommissie heeft geoordeeld dat ABN Amro er niet in is geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat werknemer niet binnen een redelijke termijn, met behulp van scholing, herplaatst kan worden. De kantonrechter maakt uit het oordeel van de Ontslagadviescommissie op dat zij beide functies passend acht voor werknemer, na het volgen van de door werknemer voorgestelde en toegelichte opleidingen. ABN Amro betwist dat werknemer met de voorgestelde scholing geschikt zal zijn voor de benoemde functies. De kantonrechter is echter van oordeel dat werknemer voldoende aannemelijk heeft maakt dat hij met de scholing binnen een redelijke termijn geschikt zal zijn voor de functies. De vorderingen van werknemer worden toegewezen.