Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 4 december 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:5960

werknemer/werkgeefster

Schorsing van het concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in kort geding. Werkgeefster heeft de zwaarwegende bedrijfsbelangen te algemeen en onvoldoende specifiek gemotiveerd.

Feiten

Werknemer is op 1 februari 2018 in dienst getreden bij werkgeefster op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst tussen partijen bevat een concurrentiebeding met daarbij een schriftelijke motivering dat het concurrentiebeding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. Per 2 augustus 2018 is de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgeefster geëindigd. Werknemer wenste aansluitend in dienst te treden bij X, een concurrent van werkgeefster. Werkgeefster heeft werknemer hiertoe geen toestemming verleend en aangegeven werknemer aan het concurrentiebeding te houden. Werknemer vordert thans in kort geding (gedeeltelijke) schorsing van het concurrentiebeding.

Oordeel

De hoofdregel dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is toegestaan lijdt slechts uitzondering als uit de bij het beding opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Deze afweging moet voor de werknemer kenbaar zijn, hetgeen betekent dat de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen duidelijk moeten zijn omschreven alsmede de reden waarom deze tot een uitzondering op de hoofdregel nopen. In de parlementaire geschiedenis wordt aangegeven dat sprake moet zijn van een werknemer die specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is en dat dit per geval een specifieke afweging en motivering vergt. Een algemene opsomming van belangen als het voorkomen van weglekken van ‘kennis van klantenbestand’ en ‘bedrijfsprocessen’ volstaat daarmee in het algemeen niet, nu dit voor veel werkgevers relevant is en niet duidelijk maakt waarom juist de betrokken werkgever bescherming nodig heeft. Gelet hierop is de kantonrechter voorshands van oordeel dat werkgeefster haar zwaarwegende bedrijfsbelangen onvoldoende heeft geconcretiseerd. De opgenomen opsomming is te algemeen en onvoldoende specifiek. Door werkgeefster is niet voldoende geconcretiseerd welke specifiek door de werknemer te verwerven bedrijfsinformatie, kennis en kunde het betreft, waarmee werknemer het bedrijfsdebiet van werkgeefster daadwerkelijk in gevaar kan brengen, zodat het daarop gerichte concurrentiebeding absoluut noodzakelijk is. Hieruit volgt dat het concurrentiebeding zal worden geschorst.