Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 juli 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:10052
werkneemster/Sensor Bedrijfsdiensten B.V.
Feiten
Werkneemster verrichtte als werknemer van Cleaning Partners Nederland V.O.F. (hierna: Cleaning Partners) schoonmaakwerkzaamheden in drie panden van Merin. De opdracht voor het uitvoeren van deze werkzaamheden was door Merin gegeven aan Consensus die voor het uitvoeren daarvan Cleaning Partners heeft ingeschakeld. Merin heeft deze opdracht vervolgens per 2 januari 2018 aan Sensor Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: Sensor) gegeven. Sensor en werkneemster hebben op 1 januari 2018 een arbeidsovereenkomst gesloten, met een proeftijd van twee maanden. Op 26 januari 2018 is werkneemster met een beroep op de proeftijd ontslagen. Tussen partijen is in geschil of sprake is geweest van overgang van onderneming dan wel opvolgend werkgeverschap. Bij beschikking van 1 juni 2018 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover nader uit te laten.
Oordeel
Overgang van onderneming – economische eenheid
De kantonrechter is van oordeel dat er niet van kan worden uitgegaan dat het werk van werkneemster een afgebakend project met een eigen doelstelling was en dat dit behouden is gebleven na het uitbesteden van de schoonmaakopdracht van de panden van Merin aan Sensor. De werkzaamheden van werkneemster kunnen onvoldoende los worden gezien van de overige schoonmaakwerkzaamheden die in de gebouwen van Merin werden uitgevoerd en die dus ook onder de uitbestede schoonmaakwerkzaamheden vielen. Dat werkneemster slechts een deel van die werkzaamheden uitvoerde (met andere woorden dat zij een specifiek takenpakket had en daarmee een vast onderdeel van die schoonmaakwerkzaamheden verrichtte) betekent nog niet dat dit een geheel eigen bedrijfsonderdeel is geworden. Dat geldt vooral nu er ook schoonmaakwerkzaamheden waren die, hoewel die aanvankelijk aan werkneemster werden opgedragen, uiteindelijk door iemand anders werden uitgevoerd dan wel soms extra werkzaamheden werden opgedragen, zodat de schoonmaakopdracht meer behelsde dan alleen het schoonmaken van de algemene ruimten. Kortom, voor de schoonmaakwerkzaamheden die Merin uitbesteedde werden meerdere werknemers ingezet en het project omvatte meer onderdelen dan alleen het onderdeel waarvoor werkneemster werd ingezet. Nu het bij schoonmaakwerkzaamheden om een arbeidsintensieve sector gaat en de overige arbeidskrachten en ook de leiding en de bedrijfsvoering waar werkneemster onder viel niet zijn overgegaan, kan niet geoordeeld worden dat de identiteit van dat geheel bewaard is gebleven waardoor niet van overgang van onderneming kan worden uitgegaan.
Opvolgend werkgeverschap
Vaststaat dat Merin werkneemster als enige werknemer graag wilde behouden voor het uitvoeren van de werkzaamheden en hiertoe een verzoek aan Sensor heeft gedaan. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de werkzaamheden van werkneemster min of meer ongewijzigd zijn gebleven, is de kantonrechter van oordeel dat Sensor via Merin inzicht heeft verkregen in de hoedanigheden en geschiktheid van werkneemster voor wat betreft de uit te voeren werkzaamheden, zodat ten aanzien van die arbeid Cleaning Partners en Sensor redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn, zoals bedoeld in artikel 7:652 lid 8 sub e BW. Dit maakt de opzegging vernietigbaar.
Vergoedingen
Werkneemster berust in het ontslag, maar maakt aanspraak op de transitievergoeding, de vergoeding in verband met de onregelmatige opzegging en de billijke vergoeding. Zij wordt door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de omstandigheden die van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van die vergoedingen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.