Rechtspraak
de Centrale Ondernemingsraad van O-I Manufacturing Netherlands B.V./O-I Manufacturing Netherlands B.V.
Feiten
O-I Manufacturing (hierna: O-I) maakt onderdeel uit van het O-I concern. Sinds 2006 is het volledige structuurregime van toepassing als bedoeld in artikel 2:262 e.v. BW. Conform de statuten heeft de RvC, in overleg met de COR, een profielschets vastgesteld, waarin onder meer is opgenomen dat leden van de RvC ‘affiniteit en ervaring [moeten hebben] met de fabricage van glas en soortgelijke stoffen in hun volle omvang, zowel vanuit een praktische als een technische achtergrond; (…)’. Per 8 maart 2018 is een van de commissarissen teruggetreden en op 13 april 2018 is door de aandeelhouders het besluit genomen om [E], de financial director van O-I European Group B.V., te benoemen tot commissaris. De COR meent dat met de benoeming van [E] duidelijk is geworden dat O-I op enig moment het besluit heeft genomen dat elk van de bij haar te benoemen commissarissen werkzaam dient te zijn binnen het O-I concern. De profielschets leidt er in de praktijk toe dat alleen personen die voor O-I werkzaam zijn, kunnen worden benoemd tot commissaris. De COR van O-I verzoekt de Ondernemingskamer voor recht te verklaren dat O-I in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit dat elk van haar commissarissen werkzaam dient te zijn binnen O-I en haar te gebieden voornoemd besluit in te trekken en de gevolgen ongedaan te maken. De COR stelt zich op het standpunt dat het besluit dat te benoemen commissarissen werkzaam dienen te zijn binnen het O-I concern een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, dan wel in de verdeling van de bevoegdheden inhoudt als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub e van de WOR en meent dat O-I de COR in de gelegenheid had moeten stellen om advies uit te brengen. O-I voert verweer en stelt dat zij nooit het besluit heeft genomen dat de te benoemen commissarissen werkzaam dienen te zijn binnen het O-I concern. Daarnaast stelt zij dat ook indien een dergelijk besluit wel zou zijn genomen, dit niet adviesplichtig is. O-I concludeert tot afwijzing van het verzoek.
Oordeel
De Ondernemingskamer overweegt dat de COR niet concreet heeft gesteld hoe en wanneer door O-I het besluit zou zijn genomen dat commissarissen werkzaam dienen te zijn binnen het O-I concern; zij stelt slechts dat het moet worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden. De Ondernemingskamer oordeelt dat de enkele omstandigheid dat tot op heden commissarissen zijn benoemd die werkzaam zijn binnen het O-I concern niet leidt tot de conclusie dat O-I de voorwaarde heeft gesteld dat een te benoemen commissaris werkzaam moet zijn binnen het O-I concern. Ook de tekst van de profielschets beperkt de kring van benoembare kandidaten niet tot medewerkers van het O-I concern. O-I heeft daarnaast nooit bezwaar gemaakt tegen benoeming van een commissaris. De Ondernemingskamer oordeelt dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat O-I op enig moment het besluit heeft genomen dat elk van de door haar te benoemen commissarissen werkzaam dient te zijn binnen het O-I concern. De verzoeken worden afgewezen.