Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn/X B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 19 december 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:6563

Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn/X B.V.

De rechtbank oordeelt dat een ondubbelzinnige mededeling van een bedrijfstakpensioenfonds dat een werkgever zich niet verplicht hoeft aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds leidt tot rechtsverwerking.

Feiten

X B.V. is in 2007 opgericht en houdt zich bezig met het verlenen van tweedelijns ambulante geestelijke gezondheidszorg. Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (hierna: PFZW) is het bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet ten behoeve van de sectoren zorg en welzijn. De aansluiting bij en deelneming in de voorgangster van PFZW (Stichting Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke belangen, hierna: PGGM) is voor deze sectoren ingevolge de Wet Bpf 2000 verplicht gesteld bij meerdere besluiten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waaronder een besluit van 15 december 2006 (hierna: het verplichtstellingbesluit 2007). Toen het pensioenfonds inmiddels PFZW was gaan heten heeft de minister bij besluit van 27 juni 2016 (hierna: het verplichtstellingsbesluit 2016) de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds opnieuw gewijzigd. Na correspondentie heeft PGGM op 7 maart 2007 X B.V. bericht dat zij niet onder het verplichtstellingsbesluit 2007 valt. Na een uitgevoerde controle in de loop van 2010 en 2011 stelt (inmiddels) PFZW zich op het standpunt dat X B.V. wel onder het verplichtstellingsbesluit 2007 valt. PFZW heeft daartoe X B.V. bij brief van 15 november 2012 bericht dat zij in 2007 werd geschaard onder een uitzondering op de verplichtstelling, maar dat zij sinds een wijziging van de interpretatie van deze uitzondering door PFZW niet langer onder deze uitzondering valt, maar dat X B.V. onder hoge uitzondering wordt vrijgesteld van verplichte aansluiting bij PFZW. Vervolgens heeft PFZW zich in 2017 op het standpunt gesteld dat X B.V. zich per 1 januari 2013 verplicht moet aansluiten omdat de bij hoge uitzondering verleende vrijstelling door gewijzigde inzichten bij PFZW niet langer mogelijk is. X B.V. heeft zich hiermee niet kunnen verenigen. PZFW vordert een verklaring voor recht dat X B.V. onder het verplichtstellingsbesluit 2007 en het verplichtstellingsbesluit 2016 valt en daarvan niet is uitgezonderd. Tevens vordert PFZW nakoming van de uit die aansluiting voortvloeiende verplichtingen tot premiebetaling. X B.V. beroept zich op rechtsverwerking. Door de ondubbelzinnige mededeling bij brief van 7 maart 2007 is volgens X B.V. het recht verwerkt om haar later als verplicht aangesloten werkgever aan te merken.

Oordeel

De rechtbank oordeelt dat het beroep op rechtsverwerking gedeeltelijk slaagt. PFZW bleef jegens X B.V. gebonden aan de mededeling die PGGM bij haar brief van 7 maart 2007 had gedaan en wel totdat het verplichtstellingsbesluit 2007 met ingang van 1 juli 2016 werd vervangen door het verplichtstellingbesluit 2016. Vanaf die datum mocht X B.V. er niet langer op rekenen dat zij bleef uitgezonderd van de – toen immers gewijzigde (uitzondering op de) – werkingssfeer van de verplichtstelling. PFZW kan een eventueel vorderingsrecht op grond van het verplichtstellingsbesluit 2007 niet meer geldend maken. Daarom zal de vordering om voor recht te verklaren dat X B.V. vanaf 1 april 2007 is gebonden aan de nalevingsplicht worden afgewezen. Wel toewijsbaar is de gevorderde verklaring voor recht dat X B.V. valt onder het verplichtstellingsbesluit 2016 en vanaf 1 juli 2016 gebonden is aan de verplichtingen uit hoofde van de verplichte aansluiting bij PFZW. De rechtbank wijst deze vordering dan ook toe.