Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 15 januari 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:257
werknemer/Stichting Lumière Bassin
Feiten
Werknemer is werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst bij Stichting Lumière Bassin (hierna: Lumière) in de functie van eerste medewerker bediening. Bij brief heeft Lumière aan werknemer gevraagd of hij akkoord ging met een wijziging van zijn functie van eerste medewerker bediening naar assistent van de bedrijfsleider met een daarbij horend lager loon. Werknemer heeft te kennen gegeven dat hij akkoord gaat met de functiewijziging maar niet met de loonverlaging. Lumière heeft daarop gereageerd en medegedeeld dat zij de functie van werknemer eenzijdig wijzigt per 1 november 2017 met inbegrip van de verlaging van het salaris. Werknemer vordert betaling van het achterstallig loon vanaf 1 november 2017 tot 1 januari 2019.
Oordeel
Normaliter heeft weliswaar te gelden dat loonvorderingen naar hun aard reeds als spoedeisend worden aangemerkt, maar dan gaat het toch voornamelijk om zaken waarbij van de ene op de andere dag helemaal geen loon meer wordt betaald. In casu is echter sprake van een loonverlaging van ongeveer € 360 bruto per maand die reeds veertien maanden geleden is doorgevoerd. Onder deze omstandigheden had van werknemer verwacht mogen worden dat hij het door hem gestelde spoedeisend belang bij zijn vordering van een onderbouwing zou voorzien, maar werknemer heeft dit nagelaten. In het exploot staat letterlijk niet één woord omtrent de spoedeisendheid van zijn vordering en ter zitting is hij desgevraagd niet verder gekomen dan te stellen dat hij ‘inmiddels door zijn spaarcenten heen is’, evenwel zonder dit ook maar op enige wijze met verifieerbare bescheiden nader te onderbouwen. Op die wijze is een spoedeisend belang niet vast komen te staan en dringt zich veeleer de vraag op waarom werknemer niet al veel eerder een bodemprocedure heeft gestart. Daarbij komt dat áls de kantonrechter al de hobbel van gebrek aan spoedeisendheid zou hebben genomen, de voor het treffen van een voorziening benodigde redelijke mate van zekerheid over de uitkomst van een bodemprocedure thans nog niet aanwezig is. Voor de beantwoording van de vraag of Lumière het loon vanaf 1 november 2017 al dan niet mocht verlagen op de wijze zoals zij heeft gedaan, is immers nader feitenonderzoek nodig en het zou daarom veel te ver gaan om reeds thans op een voor werknemer gunstige uitkomst van een dergelijke procedure vooruit te lopen, mede gelet op het restitutierisico. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering wordt afgewezen.