Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 17 januari 2019
ECLI:NL:RBOBR:2019:98

werkneemster/werkgeefster

Werkgever heeft te gelden als werkgever in de zin van de CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg 2018.

Feiten

Werkneemster is per 1 augustus 2014 in dienst getreden van AD Thuishulp B.V. Per 2 januari 2015 is deze bv ontbonden. De activiteiten van de bv zijn voortgezet door werkgeefster in de vorm van een eenmanszaak die zich richt op het verlenen van thuishulp aan hulpbehoevenden. In de arbeidsovereenkomst die tussen partijen geldt, is opgenomen dat op die arbeidsovereenkomst geen CAO van toepassing is. Per 3 april 2018 is de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg 2018 (hierna: CAO VVT) algemeen verbindend verklaard. In de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de thans geldende CAO VVT golden er, gedurende het dienstverband van werkneemster, eerdere CAO’s VVT, die eveneens algemeen verbindend verklaard waren. Werkgeefster heeft onder haar cliënten mensen die de geboden hulp uit eigen middelen bekostigen en mensen die geheel of gedeeltelijk van overheidswege (WMO/PGB) betaalde hulp ontvangen. Werkneemster vordert een verklaring voor recht dat de thans geldende CAO VVT van toepassing is op de arbeidsovereenkomst tussen partijen en dat werkgeefster deze CAO en de voordien geldende CAO’s VVT met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2014 toepast.

Oordeel

De kantonrechter stelt voorop dat op bedrijfsniveau zal moeten worden vastgesteld of er wel of geen sprake is van gebondenheid aan de CAO VVT. De werkgever is immers de bepalende factor bij beoordeling of de CAO al dan niet van toepassing is. Onder werkgever wordt in de CAO VVT onder meer verstaan een Thuiszorgorganisatie. Uit het door werkgeefster in het geding gebrachte overzicht blijkt dat een ruime meerderheid van haar cliënten (28 van de 41) gebruikmaakt van een financiering bij of krachtens de WMO. Naar het oordeel van de kantonrechter is werkgeefster daarom aan te merken als een privaatrechtelijke organisatie (zonder rechtspersoonlijkheid en al dan niet met winstoogmerk) waarvan de activiteiten hoofdzakelijk een extramuraal karakter hebben en die zich voornamelijk richten op de in de CAO VVT omschreven zorgvormen. Werkgeefster heeft dus te gelden als werkgever in de zin van de CAO VVT. Vast staat dat deze CAO algemeen verbindend is verklaard. Gesteld noch gebleken is voorts dat werkgeefster onder de werking van een andere CAO valt. Conclusie is dus dat werkgeefster onder de werkingssfeer valt van de CAO VVT. Gebleken is dat er ten tijde van de indiensttreding van werkneemster bij de rechtsvoorganger van werkgeefster een CAO VVT 2013-2014 gold. Deze CAO bevatte een met de huidige CAO overeenstemmende definitiebepaling ten aanzien van de Thuiszorgorganisatie. Dit geldt evenzeer voor de CAO VVT 2014-2016 en de CAO 2016-2018. Al deze CAO’s zijn algemeen verbindend verklaard. Gesteld noch gebleken is dat de clientèle van (de rechtsvoorganger van) werkgeefster bij aanvang van het dienstverband van werkneemster en/of in de jaren daarna in ruime meerderheid bestond uit mensen die de zorg uit eigen middelen bekostigden. De conclusie is dus gerechtvaardigd dat werkgeefster en haar rechtsvoorganger al vanaf aanvang van het dienstverband van werkneemster onder de werkingssfeer van de verschillende CAO’s VVT vielen. De vordering wordt derhalve toegewezen.