Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Essent
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 17 januari 2019
ECLI:NL:RBOBR:2019:97

werkneemster/Essent

Bonusregeling valt niet aan te merken als vast loonbestanddeel op basis van het Sociaal Plan en de CAO. Het ontbreken van bonustoekenning tijdens periode van arbeidsongeschiktheid en boventalligheid vindt haar ratio in het belonen van bijdragen van medewerkers aan het bedrijfsresultaat.

Feiten

Werkneemster is op 1 oktober 2007 in dienst getreden bij Essent, in de functie van Ontwikkelingscoach Service & Verkoop. Bij brief van 24 april 2015 heeft Essent aan werkneemster laten weten dat zij vanaf 1 mei 2015 boventallig wordt verklaard. Het Sociaal Plan Essent 2008-2016 is op haar van toepassing. Dit Sociaal Plan heeft de status van CAO. De arbeidsovereenkomst van werkneemster heeft Essent met toestemming van de Toetsingscommissie en van het UWV opgezegd tegen 1 september 2018. Aan werkneemster is aan het einde van haar dienstverband een mobiliteitspremie betaald. Werkneemster is van mening dat zij recht heeft op betaling van een bonus over de jaren 2015, 2016 en 2017 en dat de mobiliteitspremie op een te laag bedrag is vastgesteld. Essent heeft geen rekening gehouden met een aantal vaste loonbestanddelen zoals een bonusregeling. Essent is van mening dat het Sociaal Plan geen juridische grondslag biedt voor een bonusuitkering bij boventalligheid. Alleen indien een boventallige werknemer werkzaamheden verricht in een tijdelijke rol, kan er een bonusaanspraak ontstaan voor de tijd dat die tijdelijke rol duurt. Daarnaast is Essent van mening dat gedurende de eerste vier maanden van 2015 werkneemster geen aanspraak heeft op een bonusuitkering wegens ziekte en de kort na de hersteldmelding ingetreden boventalligheid.

Oordeel

De kantonrechter volgt Essent in haar standpunt dat werkneemster geen aanspraak heeft op een bonusuitkering over de periode van arbeidsongeschiktheid. Vast staat dat werkneemster in de eerste vier maanden van 2015 niet haar eigenlijke werk heeft uitgevoerd. Van belang is verder dat bonustoekenning haar ratio vindt in het belonen van bijdragen van medewerkers aan het bedrijfsresultaat. De kantonrechter is van oordeel dat niet kan worden volgehouden dat werkneemster in die eerste vier maanden van 2015 een (bonuswaardige) bijdrage heeft geleverd aan dat bedrijfsresultaat. Dat dit werkneemster niet te verwijten is, maakt dit niet anders. Ten slotte heeft de kantonrechter in ogenschouw genomen dat bonustoekenning een discretionaire bevoegdheid is, die getoetst dient te worden aan de norm van goed werkgeverschap. Die norm is naar het oordeel van de kantonrechter niet geschonden met de beslissing om werkneemster geen bonus toe te kennen over de eerste vier maanden van 2015. De kantonrechter is van oordeel dat Essent op goede gronden heeft geconcludeerd dat er in beginsel ook geen bonusaanspraak is in een periode van boventalligheid. Niet alleen biedt het Sociaal Plan geen grondslag voor een dergelijke aanspraak; zo’n aanspraak strookt ook niet met de doelstelling van het bonusbeleid. De resultaatsafspraken die in de mobiliteitsperiode worden gemaakt met de boventallige werknemer, zijn afspraken die zien op de eigen mobiliteit van de medewerker en niet op het behalen van bedrijfsresultaat. De kantonrechter vindt het voorshands niet onaannemelijk dat er in de tijdelijke rollen, die dicht lijken te liggen bij de oorspronkelijke werkzaamheden van werkneemster, wel sprake is van bonuswaardig werk. Werkneemster zal in de gelegenheid worden gesteld om op deze punten een nadere toelichting te verstrekken. Met betrekking tot de berekening van de mobiliteitspremie is de kantonrechter van oordeel dat Essent terecht de beloningscomponent heeft gekoppeld aan het salarisbegrip van de CAO, zoals dit is gedefinieerd in het Sociaal Plan. In de definitiebepaling staat dat de hoogte van de uitkering is afgeleid van de geldende kantonrechtersformule. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de invulling van het salarisbegrip plaats dient te vinden in afwijking van dat wat in het Sociaal Plan en de CAO is gedefinieerd.