Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 30 januari 2019
ECLI:NL:RBZWB:2019:599
X/Bedrijfstakpensioenfonds groothandel in bouwmaterialen
Feiten
X is een op 25 september 1980 opgerichte besloten vennootschap. In het handelsregister wordt X omschreven als een ‘groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen, Groothandel, im- en export isolatiematerialen, dak-gevelbekleding, sandwichpanelen etc.’ X verkoopt isolerende steel-sandwich panelen voor daken en gevels op maat. Het bedrijfstakpensioenfonds voor ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met de groothandel in bouwmaterialen (hierna: het bedrijfstakpensioenfonds), is van mening dat op grond van de voor hem kenbare feiten moet worden geconcludeerd dat X onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van het bedrijfstakpensioenfonds valt. X is van mening dat zij niet onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van het bedrijfstakpensioenfonds valt. Zij legt hieraan ten grondslag dat: (1) X niet kwalificeert als groothandel in de zin van het verplichtstellingsbesluit; (2) X niet als onderneming moet worden aangemerkt die voor eigen rekening en risico goederen betrekt; (3) de groothandelsactiviteit niet centraal staat en (4) X bovendien niet handelt in bouwmaterialen én aanverwante artikelen.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat het verplichtstellingsbesluit als het onderhavige volgens vaste jurisprudentie uitgelegd moet worden aan de hand van de cao-norm. Of er sprake is van een onderneming dient te worden beantwoord conform de in het verplichtstellingsbesluit omschreven definitie en de daarbij behorende toelichting. X kan niet worden gevolgd in haar stelling dat zij als exclusief verkoopkantoor feitelijk moet worden aangemerkt als een handelsagent, zodat zij niet als een onderneming moet worden aangemerkt die voor eigen rekening en risico goederen betrekt. De uitzondering in de toelichting ziet uitsluitend op een handelsagent zoals bedoeld in artikel 7:428 BW. Een andere, ruimere uitleg, ligt naar het oordeel van de kantonrechter niet in de rede, nu dat zou betekenen dat ondernemingen onderling door middel van interne afspraken onder deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds uit zouden kunnen komen. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet X aan de in het verplichtstellingsbesluit geformuleerde definitie van het begrip onderneming. Het moge zo zijn dat X afspraken heeft met haar zusteronderneming ten aanzien van verkoopprijzen en de behandeling van klachten van afnemers, maar dit betreft interne afspraken binnen het concern. Deze afspraken nemen niet weg dat X zelfstandig deelneemt aan het rechtsverkeer door op eigen naam overeenkomsten aan te gaan met haar afnemers en zij uit dien hoofde ook aansprakelijk is voor een tijdige en correcte nakoming. Op grond van deze feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat X valt onder het begrip van een voldoende zelfstandig optredende organisatorische eenheid zoals dat naar objectieve maatstaven uitgelegd kan worden. Voor zover X stelt dat zij geen goederen betrekt in de letterlijke betekenis van het woord, namelijk ‘laten komen’ nu de goederen rechtstreeks vanuit de fabriek van Y worden geleverd aan de afnemer op de locatie van het project, en zij om die reden niet onder het verplichtstellingsbesluit valt, volgt de kantonrechter X niet in haar stelling. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat in de toelichting wordt vermeld dat een onderneming ook als groothandel kwalificeert indien er geen voorraad wordt gehouden. De activiteiten die zien op het verlenen van een goede service aan de afnemers zijn er met name op gericht om zo veel mogelijk producten te verkopen en zitten in de prijs van de producten inbegrepen. Daaruit moet naar het oordeel van de kantonrechter worden afgeleid dat deze activiteiten ondersteunend zijn aan de handelsactiviteiten en dat de werkuren hiervan dienen te worden toegerekend aan de handelsactiviteiten. Evenmin volgt de kantonrechter X in haar stelling dat haar activiteiten niet onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit vallen, nu zij slechts één bouwmateriaal op de Nederlandse markt brengt. Niet is vereist dat een handel in bouwmaterialen tevens aanverwante artikelen verkoopt. Dat dit een cumulatieve voorwaarde is om onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit te vallen, volgt niet uit het verplichtstellingsbesluit, noch uit de toelichting daarop. Vorenstaande leidt tot de conclusie dat X onder het verplichtstellingsbesluit van het bedrijfstakpensioenfonds valt.