Naar boven ↑

Rechtspraak

Transavia Airlines C.V./Federatie Nederlandse Vakbeweging
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 februari 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:479

Transavia Airlines C.V./Federatie Nederlandse Vakbeweging

FNV-leden zijn door incorporatiebeding wel gebonden aan de nieuwe cao, hoewel FNV geen partij is bij die cao.

Feiten

Transavia sluit sinds jaar en dag een cao voor haar grondpersoneel met de bij haar actieve vakorganisaties, te weten FNV, CNV, De Unie en NVLT. In de cao van 2011-2013 is opgenomen dat werknemers per jaar tien roostervrije dagen hebben. Over de cao 2013-2016 is met de vakbonden, met uitzondering van de FNV, overeenstemming bereikt. In de cao 2013-2016 was bepaald dat het aantal ADV-dagen per jaar stapsgewijs wordt afgebouwd. FNV heeft Transavia bericht dat haar leden, onder meer vanwege het structureel inleveren van de ADV-dagen, de cao 2013-2016 hadden verworpen. Transavia heeft FNV uitgenodigd zich aan te sluiten bij de cao 2013-2016 en zich op het standpunt gesteld dat met de totstandkoming van de cao 2013-2016, de cao 2011-2013 was geëindigd tussen alle partijen en voor zover vereist de cao 2011-2013 was opgezegd. FNV heeft Transavia verzocht om de cao 2011-2013 op haar leden toe te passen, hetgeen door Transavia is afgewezen. FNV heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht verzocht dat de leden van FNV niet gebonden zijn aan de cao 2013-2016 en Transavia te veroordelen tot naleving van bijlage 9a van de cao 2011-2013 en toekenning van tien ADV-dagen op jaarbasis. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen. Transavia bestrijdt het oordeel van de kantonrechter.

Oordeel

De kernvraag die voorligt, is of de werknemers van Transavia die lid zijn van de FNV, zijn gebonden aan de cao 2013-2016 en zo ja met ingang van welke datum. Daarbij moeten twee periodes worden onderscheiden, namelijk 1 januari 2015 tot 1 mei 2016 en de periode vanaf 1 mei 2016.

De periode van 1 januari 2015 tot 1 mei 2016

Omdat FNV geen partij is bij de cao wordt in de rechtsverhouding tussen Transavia en de FNV-leden de duur van de cao 2011-2013 bepaald door het moment waartegen Transavia de cao 2011-2013 jegens de FNV heeft opgezegd. Door de opzegging van Transavia is de cao 2011-2013 met ingang van 1 mei 2016 geëindigd. FNV-leden hebben van 1 januari 2015 tot 1 mei 2016 dan ook recht op 10 roostervrije dagen per jaar. Transavia heeft betoogd dat er voor de FNV-leden tot 1 mei 2016 sprake was van samenloop van de cao 2011-2013 op grond van artikel 9 Wet cao en de cao 2013-2016 op grond van het incorporatiebeding. Het hof volgt echter het standpunt van FNV dat het incorporatiebeding voor de FNV-leden in die periode geen werking had omdat zij tot 1 mei 2016 rechtstreeks op grond van artikel 9 lid 1 Wet cao gebonden waren aan de cao 2011-2016. Het hof acht het daarnaast niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de werknemers voor de periode tot 1 mei 2016 aanspraak kunnen maken op de roostervrije dagen.

De periode na 1 mei 2016

Vervolgens is de vraag welke cao na 1 mei 2016 gold. In eerste aanleg is op grond van de uitleg van het incorporatiebeding geoordeeld dat de FNV-leden niet gebonden zijn aan de cao 2013-2016 en de cao 2011-2013 hen bindt door nawerking. De vraag die voorligt, betreft de uitleg van het incorporatiebeding. Voor de uitleg zijn twee gezichtspunten van belang. Het eerste is dat het incorporatiebeding verplicht is voorgeschreven in beide cao’s. Het tweede is dat de model arbeidsovereenkomsten tussen een individuele werknemer en Transavia worden gesloten. Voor de uitleg van het incorporatiebeding in de cao’s geldt de cao-norm. Voor uitleg van het incorporatiebeding in de arbeidsovereenkomsten geldt de Haviltex-maatstaf. Ten aanzien van de cao-norm oordeelt het hof dat de bewoordingen van het incorporatiebeding in het licht van de gehele tekst redelijkerwijs zo moeten worden begrepen dat daarin wordt verwezen naar de telkens geldende cao voor het grondpersoneel ongeacht welke cao-partijen vanaf werknemerszijde daarbij zijn betrokken. De toepassing van de Havilex-norm leidt daarnaast niet tot een andere uitleg van het incorporatiebeding dan de cao-norm. Verder acht FNV gebondenheid aan de cao in strijd met de vrijheid van vereniging omdat de cao is gesloten met vakbonden, waarvan de FNV-leden geen lid zijn en geen lid wilden worden. Dit betoog faalt. Het incorporatiebeding strekt ertoe om ongebonden werknemers aan een geldende cao te binden. Vrijheid van vereniging staat niet aan die strekking in de weg. Niet in geschil is dat de cao 2011-2013 nawerking heeft. De vraag is aan de orde hoe de nawerkende cao en de geïncorporeerde cao zich tot elkaar verhouden. Het hof overweegt hiertoe dat de cao een standaard-cao is. Het staat Transavia dan ook niet vrij om afwijkende afspraken te maken. Nu de cao door middel van het incorporatiebeding vanaf 1 mei 2016 ook van toepassing is op FNV-leden komen de arbeidsvoorwaarden via incorporatie in de plaats van de voor die tijd van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden. Met ingang van 1 mei 2016 wordt de aanspraak op ADV-dagen dan ook bepaald door de cao. Het hof vernietigt het vonnis voor zover daarin is opgenomen dat de cao 2011-2013 ook na 1 mei 2016 op FNV-leden van toepassing is.