Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 22 februari 2019
ECLI:NL:RBZWB:2019:900
Stichting Avans/werkneemster
Feiten
Werkneemster is in dienst van Avans. Op de arbeidsovereenkomst is de cao HBO van toepassing (hierna: de cao). Avans verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden op de g-grond. Avans voert daartoe het volgende aan. Sinds augustus 2017 is de Academie voor Deeltijd (de afdeling waar werkneemster als directielid werkzaam is, hierna: AVD) in financieel zwaar weer komen te verkeren. Om een tekort van 1,2 miljoen euro terug te dringen zijn maatregelen genomen, waaronder het niet verlengen van tijdelijke contracten van personeel. Daarop heeft Avans de directieleden van de AVD met onmiddellijke ingang vrijgesteld van werkzaamheden. Gesprekken met werkneemster over haar toekomst moesten worden opgeschort omdat zij per 24 april 2018 arbeidsongeschikt was. Niettemin hebben partijen volgens Avans veel gecommuniceerd, onder andere over de registratie van het ziekteverzuim. Uit de toonzetting van die correspondentie bleek dat de verhouding tussen Avans en werkneemster steeds verder is verhard. Ook de bedrijfsarts heeft de toenemende verslechtering van de arbeidsverhouding opgemerkt. Naar aanleiding van diens advies is in juli 2018 mediation ingezet. Die werd echter na enkele gesprekken zonder resultaat beëindigd. Vervolgens zijn problemen ontstaan omtrent de herplaatsing van werkneemster. Avans constateerde dat werkneemster op geen enkele manier wenste te bewegen en in plaats daarvan tegen beter weten in vasthield aan een terugkeer binnen haar eigen functie. Daar komt bij dat werkneemster, hoewel zij is vrijgesteld van werkzaamheden, op de werkvloer verschijnt. Meerdere medewerkers hebben te kennen gegeven dat zij hierdoor hun werk niet meer met plezier kunnen uitvoeren en zich onveilig voelen. Werkneemster voert verweer en verzoekt in het tegenverzoek toekenning van een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
Oordeel
Avans voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in de tussen partijen verstoorde arbeidsverhouding. Werkneemster heeft zich eerst in haar verweerschrift nog verzet tegen de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar heeft ter zitting verklaard dat zij zich bij Avans niet langer veilig voelt en zij in die onveilige situatie niet meer kan functioneren. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen de wijze waarop de communicatie tussen partijen zich heeft ontwikkeld en dat mediation eerder ook niet tot een bevredigend resultaat heeft geleid, kan niet anders worden vastgesteld dan dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van Avans in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Onder deze omstandigheden ligt herplaatsing van werkneemster binnen een redelijke termijn niet in de rede. De kantonrechter ontbindt derhalve de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De kantonrechter ziet geen aanleiding aan werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen. Het enkele ontbreken van een formulier met daarop ‘plan van aanpak’ tijdens de arbeidsongeschiktheid van werkneemster rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van ernstig verwijtbaar nalaten door Avans. Dat Avans het protocol herplaatsing niet heeft gevolgd acht de kantonrechter ook niet voldoende ernstig verwijtbaar om werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen. Wel heeft werkneemster in beginsel recht op de transitievergoeding. Avans wijst er echter terecht op dat in het geval werkneemster recht heeft op een WW-uitkering, zij op grond van de cao, ten laste van Avans, tevens aanspraak kan maken op een bovenwettelijke uitkering en, bij voortdurende werkloosheid tot 1 december 2023, op een aansluitende en extra aansluitende werkloosheidsuitkering. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van loonsuppletie wanneer werkneemster een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt. De kantonrechter is het met Avans eens dat de door haar genoemde uitkeringsrechten moeten worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673b lid 1 BW. De tegenverzoeken van werkneemster voor wat betreft de toekenning van de transitievergoeding en de billijke vergoeding worden derhalve afgewezen.