Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 26 maart 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:2669
Hollands Glorie/werkneemster
Feiten
Werkneemster is op 1 september 1996 in dienst getreden bij Hollands Glorie. Op 21 februari 2014 heeft het UWV Hollands Glorie toestemming gegeven voor ontslag vanwege bedrijfseconomische redenen. De kantonrechter heeft in eerste aanleg voor recht verklaard dat de opzegging kennelijk onredelijk is en een schadevergoeding toegekend omdat Hollands Glorie het UWV een onjuist beeld heeft gegeven over de financiële situatie van het bedrijf. Het hof oordeelt vervolgens dat de door de kantonrechter benoemde redenen de conclusie dat het ontslag kennelijk onredelijk is, niet kunnen dragen. Werkneemster wordt toegelaten tot het leveren van aanvullend bewijs. In het tussenarrest van 18 september 2018 is voorshands geoordeeld dat het bewijs van een voorgewende of valse reden voor het ontslag niet is geleverd. Werkneemster is vervolgens, ambtshalve, toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het aan haar gegeven ontslag kennelijk onredelijk is omdat het wél gebaseerd is op een valse of voorgewende reden. Werkneemster heeft in eerste aanleg ook gesteld dat de gevolgen van het ontslag voor haar te ernstig zijn in relatie tot het belang dat Hollands Glorie had bij haar vertrek. De devolutieve werking van dat hoger beroep brengt mee dat deze gevolgen nu beoordeeld worden.
Oordeel
Valse of voorgewende reden
Werkneemster heeft incidenteel verzocht Hollands Glorie te bevelen aan haar diverse bescheiden ter hand te stellen. Dat verzoek is bij arrest in het incident van 8 januari 2019 afgewezen. Getuigen zijn niet voorgebracht. Evenmin zijn (nadere) stukken in het geding gebracht. Dat betekent dat geen aanleiding bestaat nu anders te oordelen dan voorshands al werd gedaan. De kennelijke onredelijkheid van het ontslag omdat sprake was van een voorgewende of valse reden is niet komen vast te staan.
Gevolgencriterium
Ten tijde van de beëindiging van het dienstverband was werkneemster 49 jaar. Dat is een leeftijd die het vinden van ander werk niet onmogelijk maakt, maar wel bemoeilijkt. Van algemene bekendheid is dat in 2014 nog sprake was van een economische crisis. Dat gegeven maakte dat het voor werkneemster nog lastiger was nieuw werk te vinden. Het gevolg van het ontslag voor werkneemster was dat zij inkomstenschade leed. Als gevolg van het ontslag werd ook de pensioenopbouw niet voortgezet. Werkneemster ondervond derhalve aanzienlijk nadeel van het ontslag. Wat de belangen van Hollands Glorie betreft, geldt het volgende. De jaarcijfers over 2013 hebben uiteindelijk niet een verlies van € 132.000 maar een winst van € 39.408 laten zien. Dat was op datum ingang ontslag (1 juni 2014) al bekend. Het moge derhalve zo zijn dat Hollands Glorie het UWV (in januari 2014) niet opzettelijk van onjuiste cijfers heeft voorzien, per ontslagdatum was sprake van een gewijzigd financieel beeld. Door per die datum, onverplicht, gebruik te maken van een ontslagvergunning die was afgegeven op basis van andere, inmiddels onjuist gebleken, gegevens handelde Hollands Glorie onredelijk ten opzichte van werkneemster. Bij de hoogte van de te bepalen vergoeding sluit het hof aan bij de door de kantonrechter gemaakte berekening.