Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 27 maart 2019
ECLI:NL:RBGEL:2019:1342
werkneemster/Akzo Nobel Nederland B.V.
Feiten
Werkneemster was tot 2008 werkzaam bij een Brits chemieconcern, dat in 2008 werd overgenomen door Akzo Nobel Nederlands B.V. (hierna: Akzo Nobel). Als gevolg hiervan is werkneemster met ingang van 1 april 2008 in dienst getreden bij Akzo Nobel op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is niet ondertekend door werkneemster. In de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen. Bij de arbeidsovereenkomst is een supplement gevoegd, dat door beide partijen is ondertekend. Ook de aanstellingsbrief (van 5 maart 2007) is door beide partijen ondertekend. In die brief is werkneemster gevraagd om de tweede kopie van de aanstellingsbrief en de arbeidsovereenkomst te ondertekenen en aan Akzo Nobel te retourneren. Werkneemster en Akzo Nobel hebben met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2017 beëindigd. In de beëindigingsovereenkomst is onder meer opgenomen dat werkneemster met ingang van 1 november 2016 was vrijgesteld van de verplichting werkzaamheden te verrichten onder doorbetaling van loon. Werkneemster heeft Akzo Nobel verzocht om te worden ontheven uit het non-concurrentiebeding, hetgeen door Akzo Nobel is geweigerd. Nadien is ook het verzoek om compensatie voor het weigeren van de ontheffing door Akzo Nobel afgewezen. De gemachtigden van partijen hebben vervolgens uitvoerig gecorrespondeerd hierover, maar dat heeft niet geleid tot een oplossing. Met ingang van 1 november 2017 is werkneemster in dienst getreden bij een andere werkgever (GKN Holdings Plc). Werkneemster vordert betaling van een geldbedrag. Volgens werkneemster heeft Akzo Nobel onrechtmatig gehandeld door haar niet te ontslaan uit haar non-concurrentiebeding.
Oordeel
De eerste vraag die voorligt in deze zaak is of tussen partijen een non-concurrentiebeding is overeengekomen. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat dat niet zo is, nu de arbeidsovereenkomst, waarin het non-concurrentiebeding is opgenomen, niet door haar is ondertekend. In de aanstellingsbrief wordt verwezen naar de arbeidsovereenkomst en wordt verzocht om de tweede kopie van zowel de brief als de arbeidsovereenkomst te tekenen en te retourneren aan Akzo Nobel. Werkneemster heeft vervolgens de brief en het supplement ondertekend en geretourneerd, maar de arbeidsovereenkomst kennelijk niet. De kantonrechter neemt aan dat werkneemster met de ondertekening van de aanstellingsbrief ook akkoord is gegaan met de bijgevoegde arbeidsvoorwaarden zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Voor de verdere beoordeling van het geschil gaat de kantonrechter er dus van uit dat het non-concurrentiebeding bij aanvang van de arbeidsovereenkomst geldig tussen partijen is overeengekomen. In de beëindigingsovereenkomst is uitdrukkelijk verwezen naar het non-concurrentiebeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Werkneemster betoogt voorts dat Akzo Nobel onrechtmatig heeft gehandeld door haar ten onrechte niet te ontheffen uit het non-concurrentbeding. In het non-concurrentiebeding is bepaald dat Akzo Nobel werkneemster ontheffing kon verlenen in een specifiek geval of in het algemeen, tenzij Akzo Nobel hiermee riskeerde dat haar eigen belangen op een onredelijke wijze werden geschaad in verhouding tot de belangen van werkneemster. De kantonrechter oordeelt dat werkneemster onvoldoende heeft onderbouwd dat Akzo Nobel haar ten onrechte niet heeft ontheven uit het non-concurrentiebeding. Hierbij wordt nog opgemerkt dat van Akzo Nobel niet kon en mocht worden verwacht dat zij werkneemster een algemene ontheffing zou verlenen, zonder dat zij wist, althans zonder dat haar enigszins duidelijk was, welke werkzaamheden en bij welk bedrijf werkneemster zou/wilde gaan vervullen. Het voorgaande maakt dat de vordering wordt afgewezen.