Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Instalado Installatietechniek B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 2 april 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:3299

werkneemster/Instalado Installatietechniek B.V.

Billijke vergoeding wegens opzegging van de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV wegens bedrijfseconomische omstandigheden, terwijl werkneemster zwanger bleek te zijn (opzegverbod).

Feiten

Werkneemster is vanaf 22 juni 2015 in dienst geweest van Instalado Installatietechniek B.V. (hierna: ‘Instalado’), laatstelijk als administratief medewerkster op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een salaris van laatstelijk € 1.554,10 bruto per maand. Instalado heeft op 17 augustus 2018 een aanvraag ingediend bij het UWV om de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te kunnen zeggen wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Werkneemster heeft op 14 september 2018 aan het UWV laten weten dat zij zwanger is. Het UWV heeft de gevraagde ontslagvergunning op 21 september 2018 verleend. Ten aanzien van de gestelde zwangerschap heeft het UWV overwogen dat werkneemster geen verklaring heeft overgelegd die afkomstig is van een arts of een verloskundige zodat onvoldoende kan worden vastgesteld dat sprake is van een zwangerschap. Werkneemster heeft zich op 17 september 2018 ziek gemeld. Op 24 september 2018 heeft Instalado de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd tegen 1 november 2018. Werkneemster heeft verzocht Instalado te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding van € 50.000 bruto, het betalen van nog niet betaald vakantiegeld ad € 157,71 bruto en 2,6 openstaande vakantie-uren ten bedrage van € 33,31 bruto en tot het vernietigen van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding.

Oordeel

Werkneemster was zwanger op het moment dat Instalado gebruik heeft gemaakt van haar ontslagvergunning en de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Derhalve was op 24 september 2018 sprake van een opzegverbod. Dat de zwangerschap bij het aanvragen van de ontslagvergunning nog niet bekend was, doet daaraan niet af. Evenmin is van belang dat het UWV wegens het ontbreken van een zwangerschapsverklaring de vergunning heeft afgegeven, omdat uit de in november 2018 afgegeven zwangerschapsverklaring valt af te leiden dat werkneemster wel degelijk in verwachting was ten tijde van de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Het beroep op de uitzonderingsgrond door Instalado – zij stelt dat het opzegverbod wegens ziekte niet geldt omdat de werkzaamheden die werkneemster hoofdzakelijk verrichtte inmiddels zijn beëindigd – wordt niet gevolgd, wegens gebrek aan onderbouwing daarvan. Werkneemster komt een billijke vergoeding toe. De stukken die Instalado heeft ingediend – ter onderbouwing van het standpunt dat een forse billijke vergoeding het voortbestaan van de vennootschap in gevaar brengt – zijn onvoldoende actueel en onvoldoende toegelicht om daaruit de conclusie te trekken dat het toewijzen van een billijke vergoeding zal leiden tot een faillissement. Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding houdt de kantonrechter rekening met de ziekengelduitkering van 100 procent die werkneemster thans van het UWV ontvangt. Verder houdt de kantonrechter rekening met een gemis aan inkomsten ten bedrage van € 8.392,15, nu de kantonrechter het realistisch acht dat de arbeidsovereenkomst van werkneemster pas een aantal maanden na het eindigen van haar bevallingsverlof opgezegd had kunnen worden. Ook houdt de kantonrechter rekening met het feit dat werkneemster een hogere transitievergoeding zou ontvangen indien de arbeidsovereenkomst tegen het eind van dit jaar zou zijn opgezegd. Tot slot speelt een rol dat met de billijke vergoeding ook kan worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen, omdat dit voor hen voordeliger is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan (volgens de Hoge Raad in zijn arrest van 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187). De kantonrechter acht een billijke vergoeding van € 15.000 op zijn plaats. De overige verzoeken van werkneemster worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsom bij het verstrekken van een eindafrekening.