Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 juni 2019
ECLI:NL:RBOBR:2019:3376
Amlin insurance SE/Heijmans utiliteit B.V.
Feiten
In 2012 werd het Provinciehuis te Haarlem gerenoveerd. Hoofdaannemer was Heijmans Utiliteit B.V. (hierna: Heijmans). Heijmans had Pakor B.V. (hierna: Pakor) ingeschakeld als onderaannemer. Amlin Insurance SE (hierna: Amlin) is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Pakor. De heer X is werkzaam bij PB Works B.V., een uitzendorganisatie van Pakor. X was per 13 augustus 2012 ter beschikking gesteld aan Pakor en voerde werkzaamheden uit in het kader van de renovatie van het Provinciehuis. Op 29 november 2012 is X tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden gestruikeld op de trap in het Provinciehuis. Daarbij is hij met zijn pols in een driehoek-schraper gevallen. Pakor heeft het ongeval gemeld bij Amlin, die de schaderegeling op zich heeft genomen. Amlin vordert onder meer dat de rechtbank bij vonnis: (1) primair voor recht verklaart dat Heijmans gehouden is de door Amlin uitgekeerde en uit te keren schade en de door haar gemaakte en te maken kosten in de letselschadezaak van X aan Amlin te vergoeden; (2) subsidiair voor recht verklaart dat Heijmans gehouden is volledig bij te dragen in de door Amlin uitgekeerde en uit te keren schade en de door haar gemaakte en te maken kosten in de letselschadezaak van X.
Oordeel
Aansprakelijkheid ex artikel 7:658 lid 4 BW
Het lijkt er op dat zowel Heijmans als Pakor de situatie op haar beloop heeft gelaten. De heer Y heeft verklaard dat door Heijmans een algemene veiligheidsinstructie is gegeven aan medewerkers van Pakor. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat X voor de zorg voor zijn veiligheid uitsluitend afhankelijk was van Pakor. Hij moet geacht worden daarvoor mede van Heijmans afhankelijk te zijn geweest. De volgende vraag is of de verrichte werkzaamheden, gelet op de wijze waarop de desbetreffende opdrachtgever – in dit geval Heijmans – aan zijn beroep of bedrijf invulling pleegt te geven, feitelijk tot zijn beroeps- of bedrijfsuitoefening behoren. Als het gaat om projecten als hier aan de orde, waarin Heijmans, een bouwbedrijf, als hoofdaannemer actief is, zal het zeker niet zo zijn dat Heijmans alle werkzaamheden ook zelf zal verrichten of zelf zal kunnen verrichten. Het gaat er echter om of de betrokken werkzaamheden, dus het afwerken van een betonvloer, objectief gezien tot het terrein van de opdrachtgever moet worden gerekend. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is, gelet op het feit dat Heijmans een groot bouw/-aannemingsbedrijf is.
Zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW
Op grond van artikel 6:758 lid 2 BW rust de bewijslast van het voldoen aan de zorgplicht op de werkgever, Heijmans dus. De rechtbank is van oordeel dat Heijmans het bewijs dat de trapconstructie veilig was nog niet heeft geleverd. De inspectierapporten die zij heeft overgelegd zijn daarvoor niet toereikend. Het laatste rapport van Aboma van voor het ongeval dateert van 5 september 2012. De laatste voor het ongeval uitgevoerde VGM-inspectie vond plaats op 12 november 2012, dus ongeveer twee weken voor het ongeval. Hoe de situatie van de trap was op de datum van het ongeval blijkt daaruit niet. Heijmans heeft ook geen verklaringen overgelegd waaruit de situatie van de trap op de datum van het ongeval blijkt. Heijmans heeft wel uitdrukkelijk bewijs aangeboden van haar stelling dat de trapconstructie veilig was. Alvorens verder te beslissen zal de rechtbank daarom Heijmans opdragen dat bewijs te leveren.