Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 22 mei 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:4494
werkgeefster/werknemer
Feiten
Werknemer is op 1 februari 2014 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij werkgeefster, laatstelijk in de functie van senior consultant. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. In januari 2017 heeft werknemer de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dit verzoek is toegewezen, maar het verzoek van werknemer om hem te ontheffen uit het concurrentiebeding is afgewezen. Werknemer heeft hierop zijn verzoek ingetrokken en partijen zijn in onderhandeling getreden ten behoeve van het sluiten van een beëindigingsovereenkomst. Op 17 mei 2017 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarin is opgenomen dat de bedingen onverkort van kracht blijven. Per 1 januari 2018 is werknemer in dienst getreden van Wederic B.V. (hierna: Wederic), op basis van een overeenkomst van opdracht voor 32 uur per week ten behoeve van het ontwikkelen van een softwaretool. Bij vonnis van 5 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter werknemer verboden werkzaam te zijn in strijd met het concurrentiebeding. Werkgeefster vordert betaling van € 90.000 en legt aan de vordering ten grondslag dat werknemer het concurrentie- en relatiebeding zou hebben geschonden.
Oordeel
Concurrentiebeding
Het is voldoende aannemelijk geworden dat werkgeefster en Wederic op dezelfde markt, dezelfde of gelijkwaardige producten of diensten aanbieden. Beide bedrijven houden zich immers bezig met het traject van subsidieaanvragen voor allerlei soorten ondernemingen. Met het door werknemer vanaf 1 januari 2018 verrichten van werkzaamheden voor Wederic is dan ook sprake van overtreding van het concurrentiebeding.
Relatiebeding
Werknemer betwist dat hij het relatiebeding heeft overtreden en heeft ter onderbouwing van zijn stelling vier verklaringen (waarvan twee ongedateerd) van (voormalige) cliënten van werkgeefster overgelegd. Ondanks het feit dat twee verklaringen ongedateerd zijn, heeft werkgeefster – gelet op de inhoud van de verklaringen – haar stelling onvoldoende onderbouwd. Uit niets is gebleken dat de opzeggingen van de samenwerking met werkgeefster door de betreffende bedrijven te maken zouden hebben gehad met het vertrek van werknemer bij werkgeefster of dat werknemer daarvoor verantwoordelijk is. Onvoldoende is aannemelijk geworden dat werknemer het relatiebeding heeft overtreden.
Matiging
Werknemer heeft een beroep op matiging van de boetes gedaan. Het gevorderde bedrag komt overeen met bijna 1,5 bruto jaarsalarissen en werkgeefster heeft niet heeft kunnen aangeven daadwerkelijk schade te hebben geleden. Wel mag worden aangenomen dat werknemer zich bewust was van de reikwijdte van het beding en dat hij dan ook bewust het risico op overtreding heeft aanvaard. Werknemer heeft aangevoerd dat een veroordeling in betaling van het gevorderde bedrag zal betekenen dat hij zijn huis moet verkopen, waarin hij met zijn (parttime werkende) vrouw en twee kinderen woont. In de gegeven omstandigheden leidt een veroordeling in de betaling van het gevorderde bedrag dan ook tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. De kantonrechter acht een matiging van de boete tot een bedrag van € 32.500 op zijn plaats en wijst de vordering, in gematigde vorm, toe.