Rechtspraak
werknemer/Blokker
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2008 in dienst getreden bij Blokker, laatstelijk in de functie van bedrijfsleider. Werknemer is als bedrijfsleider onder meer verantwoordelijk voor de bankafdracht die twee keer per week plaatsvindt. Indien werknemer niet aanwezig was door bijvoorbeeld vakantie of ziekte, werd de kassaopmaak geregeld door plaatsvervangers. Op 26 november 2018 heeft Blokker geconstateerd dat de bankafdracht van 19 november 2018 met een waarde van € 10.710 niet bij de bank van Blokker is aangekomen. Naar aanleiding hiervan heeft een gesprek met werknemer plaatsgevonden. Aan het eind van het gesprek is werknemer per direct door Blokker geschorst. Vervolgens is werknemer op 5 december 2018 op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt om vernietiging van het ontslag op staande voet.
Oordeel
De dringende reden bestaat er volgens Blokker in dat het vertrouwen van Blokker in werknemer onherstelbaar is geschonden. Dit komt doordat ondanks het gesprek en de waarschuwing van 15 november 2018 opnieuw een verschil in de bankafdracht werd vastgesteld, waarna op 26 november 2018 bleek dat de bankafdracht die werknemer op 19 november 2018 had opgemaakt 'verdwenen' was. Vast staat dat werknemer een officiële waarschuwing heeft gekregen naar aanleiding van een door Blokker geconstateerd aanzienlijk kasverschil. Een plausibele verklaring voor dit kasverschil is door werknemer niet gegeven. In elk geval is in duidelijke bewoordingen aan werknemer kenbaar gemaakt dat de controle en discipline op de geldstromen in zijn filiaal moesten verbeteren en dat herhaling van ontoelaatbare situaties op dat punt, consequenties kan hebben voor zijn arbeidsovereenkomst. Vervolgens is tijdens de gezamenlijke bankafdracht geconstateerd dat er een kastekort bestond van € 480. Volgens werknemer zou dat geld zijn achtergebleven in een van de kassalades, maar aangezien werknemer tezamen met een collega de kassa’s heeft opgemaakt, is het naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk dat beiden dit bedrag over het hoofd hebben gezien. Voorts heeft Blokker onbestreden gesteld dat uit haar administratie blijkt dat werknemer in strijd met de geldende regels regelmatig een bankafdracht maakte op de dag van het waardetransport, maar deze bankafdracht niet direct met het waardetransport van die dag meegaf. Vast staat verder dat de bankafdracht van € 10.700 weg is. Werknemer heeft, ook na waarschuwing dat hij zich aan de financiële procedures moest houden, bij herhaling onvoldoende controle op de financiële processen binnen het filiaal uitgevoerd en heeft de voorgeschreven financiële procedures niet gevolgd zonder dat hij daarvoor een plausibele verklaring of reden heeft gegeven en zonder dat daarvoor enige noodzaak vanuit het bedrijfsbelang is gebleken. Van een bedrijfsleider die de verantwoordelijkheid draagt voor de controle van de aanzienlijke geldstromen binnen het filiaal kan en mag verwacht worden dat hij deze procedures strikt naleeft, niet alleen vanwege het grote financiële belang bij een juiste bewaking van de financiën, maar ook omdat een bedrijfsleider een voorbeeldfunctie heeft ten opzichte van het overige personeel in het filiaal. Tegen die achtergrond is (1) het zelf niet opmerken en/of melden bij Blokker van het 'verdwijnen' van het geld behorende bij de schriftelijke bankafdracht van € 10.700, (2) het geven van een wisselende verklaring over wat er met het bedrag van € 10.700 is/kan zijn gebeurd, (3) het niet aantoonbaar nemen van enige verantwoordelijkheid voor de wijze waarop met het op het filiaal aanwezige geld, de bijbehorende administratie en de financiële procedures wordt omgegaan, aan te merken als het op grovelijke wijze de plichten veronachtzamen die de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Dit levert naar het oordeel van de kantonrechter dermate ernstig plichtsverzuim op dat sprake is van een dringende reden voor ontslag.