Rechtspraak
Hoge Raad, 19 juli 2019
ECLI:NL:HR:2019:1235
Regionale Eenheid Oost-Brabant Ondernemingsraad van De Politie/Regionale Eenheid Oost-Brabant De Politie
Feiten
(Cassatieberoep van AR 2018-0490) PO-B is een van de tien regionale eenheden van de Politie. De afdeling ZSM van PO-B is gehuisvest aan de Mathildelaan 4 te Eindhoven. PO-B is voornemens de ZSM-locatie tijdelijk te verhuizen van Eindhoven naar Den Bosch. Op 1 november 2017 heeft de ondernemingsraad een negatief advies uitgebracht. Op 5 december 2017 heeft PO-B het besluit genomen en aan de ondernemingsraad bekendgemaakt om de afdeling ZSM, in afwachting van nieuwbouw aan de Mathildelaan te Eindhoven, te verhuizen naar de Statenlaan 41-43 te Den Bosch. De ondernemingsraad heeft beroep ingesteld bij de Ondernemingskamer. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer valt de ZSM-aanpak, die een landelijke strekking heeft, onder de publiekrechtelijke taak van de Politie om criminaliteit te bestrijden (en derhalve onder art. 46d aanhef en sub b WOR).
Conclusie A-G (Timmerman) - Politiek primaat
Met Sprengers (L.C.J. Sprengers, ‘Kroniek medezeggenschapsrecht 1 juli 2017-1 juli 2018’, TRA 2018/97) kan worden aangenomen dat een 'een tijdelijke verhuizing vanwege een verbouwing van het politiebureau in Brabant' in beginsel niet onder het primaat van de politiek zal vallen. Dat een locatiekeuze, mede in verband met de samenwerking tussen ketenpartners, wel onder het primaat van de politiek kan vallen, blijkt bijvoorbeeld ook uit de IND-beschikking. Voor de beoordeling van de zaak is van belang dat het juridische kader, dat door de Ondernemingskamer is uiteengezet in r.o. 3.4, in cassatie niet wordt bestreden. Dit kader verwijst naar de bedoeling van de wetgever en is gebaseerd op de rechtspraak van de Hoge Raad. Het wordt door de Ondernemingskamer ook toegepast in andere recente beschikkingen waarin het primaat van de politiek in de zin van de WOR aan de orde komt. De Ondernemingskamer gaat uit van een ruime uitleg van het primaat van de politiek, waarin niet alleen besluiten die tot stand komen als onderdeel van het politieke proces in democratische organen met (mede)wetgevende bevoegdheid onder het primaat van de politiek vallen, maar ook de desbetreffende besluiten van andere democratisch gecontroleerde organen. De Ondernemingskamer betrekt in de beoordeling ook de aard van het besluit. Als een besluit zodanig van dien aard is dat het een politieke afweging vergt van de daaraan verbonden voor- en nadelen is het aan het adviesrecht van de ondernemingsraad onttrokken. De A-G stelt voorop dat de invulling die de ondernemingsraad vervolgens in de daaropvolgende rechtsoverwegingen aan dit kader geeft een feitelijke beoordeling vergt waarbij de ondernemingskamer een zekere beoordelingsvrijheid wordt gelaten. De ondernemingsraad stelt weliswaar terecht, onder verwijzing naar de De Mirandabad-beschikking, voorop dat heeft te gelden dat de wetgever niet heeft beoogd om de medezeggenschap bij de overheid verder te beperken dan strikt genomen noodzakelijk is met het oog op de bescherming van het primaat van de politiek en dat de wetgever heeft beoogd om de medezeggenschap zo veel mogelijk aan te laten aansluiten bij de medezeggenschap in de marktsector. Het onderdeel neemt zijns inziens ook terecht tot uitgangspunt dat de ondernemingskamer rekening dient te houden met alle specifieke omstandigheden die de aard van het besluit kenmerken. Het door de ondernemingskamer in r.o. 3.4 uiteengezette beoordelingskader, onder verwijzing naar o.a. de De Mirandabad-beschikking, staat in cassatie niet ter discussie. De invulling die de Ondernemingskamer vervolgens in r.o. 3.5-3.7 aan dat kader geeft, vergt een feitelijke beoordeling waarbij de Ondernemingskamer een zekere beoordelingsvrijheid wordt gelaten. De A-G begrijpt r.o. 3.5 zo dat het tijdelijke karakter van het besluit wel degelijk voldoende kenbaar onder ogen is gezien door de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft in r.o. 3.5 onder ogen gezien dat het tijdelijke karakter van het besluit een relevante omstandigheid kan zijn bij het beoordelen van de aard van het besluit aan de hand van de omstandigheden van het geval. Een besluit over tijdelijke verhuizing van de ZSM-locatie valt naar de aard niet zonder meer, of zelfs in beginsel niet, onder het primaat van de politiek. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist. De A-G begrijpt het oordeel van de ondernemingskamer zo dat die bijkomende omstandigheden, evenals in de IND-beschikking, gelegen zijn in de samenwerking met de ketenpartners.
Oordeel
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.