Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 6 februari 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:11397
Almere Distributie en Opslag (ADO) B.V./Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg c.s.
Feiten
Bij besluit Bekendmaking wijziging van de verplichte deelneming in de stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg van 28 juni 2010 (hierna: ‘het verplichtstellingsbesluit’) heeft de minister gebruikgemaakt van zijn bevoegdheid ingevolge artikel 2 lid 1 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en deelneming aan Bpf verplicht gesteld voor de in het verplichtstellingsbesluit genoemde categorieën werknemers. Bpf heeft aan Almere Distributie en Opslag B.V. (hierna: ‘ADO’) ambtshalve aanslagen opgelegd ter zake van verschuldigde pensioenpremies over de periode oktober 2012 tot en met januari 2014. Bpf en Soob hebben in eerste aanleg gevorderd dat Ado wordt veroordeeld tot betaling van achterstallige pensioenpremies. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Ado is gebonden aan de reglementen en statuten van Soob en dat Ado valt onder de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds. Ado is veroordeeld aan Bpf te betalen een bedrag van € 117.003,52 vermeerderd met de wettelijke rente over € 109.164 vanaf 9 mei 2014, aan Soob te betalen een bedrag van € 6.788,53 vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.333,68 vanaf 9 mei 2014 en tot betaling van de kosten van de procedure. Tegen dit oordeel keert ADO zich in hoger beroep.
Oordeel
Ado voert aan dat de kantonrechter ten onrechte aan Soob een bedrag van € 6.333,69 heeft toegewezen. Ado stelt dat zij over de periode waarover Soob premies heeft gevorderd aan haar verplichtingen heeft voldaan. Ado wordt in dit betoog niet door het hof gevolgd, nu Ado aan haar verplichting heeft voldaan nadat het bestreden vonnis werd gewezen. De veroordeling houdt derhalve stand. Ado keert zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat Ado valt onder de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds. Partijen zijn verdeeld over de uitleg van artikel 4.1 van het verplichtstellingsbesluit, in het bijzonder over het daarin vervatte ‘hoofdzakelijkheidscriterium’. Het hof stelt voorop dat het op de weg van Bpf ligt om voldoende feiten te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat Ado verplicht diende deel te nemen aan het bedrijfstakfonds en daarom de premienota’s diende te betalen. Het hof dient de bepaling naar objectieve maatstaven uit te leggen. Partijen zijn het erover eens dat Ado zich bezighoudt met het wegvervoer als bedoeld in artikel 5 van het verplichtstellingsbesluit. Het gaat daarbij om activiteiten van het bedrijf als genoemd onder a en b, dus zowel vervoer van goederen over de weg als het verlenen van bemiddeling bij het tot stand komen van vervoerovereenkomsten tegen vergoeding. In artikel 4 van het verplichtstellingsbesluit wordt niet benoemd aan de hand van welk criterium (omzet of loonsom) moet worden beoordeeld of een bedrijf ‘uitsluitend of in hoofdzaak’ werkzaamheden uitoefent behorende tot, voor zover hier van belang, het wegvervoer. In de tekst van het verplichtstellingsbesluit ligt een aanknopingspunt besloten voor Ado’s stelling dat de loonsom van belang is. Bij gebreke van enig ander aanknopingspunt legt het hof artikel 4 aldus uit dat Ado onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit valt indien Bpf stelt en zo nodig bewijst dat in de onderneming van Ado, gemeten naar de loonsom, in hoofdzaak werkzaamheden worden uitgeoefend behorend tot het wegvervoer. Onder ‘in hoofdzaak’ verstaat het hof naar gangbaar taalgebruik: wat het belangrijkste deel betreft, dus meer dan 50%. Aan de hand van de door Bpf aangevoerde gegevens valt niet vast te stellen of in de onderneming Ado meer dan 50% aan werkzaamheden, gemeten naar de daarmee gemoeide loonsom, wordt uitgeoefend behorend tot het wegvervoer. Het hof heeft daarom op dit punt behoefte aan voorlichting door een deskundige en is voornemens (een) deskundige(n) te benoemen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.