Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 5 september 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:7598
Royal Schiphol Group N.V./Federatie Nederlandse Vakbeweging
Feiten
Royal Schiphol Group N.V. (hierna: Schiphol) is als speciale-sectorbedrijf gebonden aan de Aanbestedingswet 2012. Zij organiseert een Europese aanbesteding voor de inkoop van beveiligingsdiensten, aangezien de huidige contracten met de beveiligingsbedrijven op 3 november 2020 aflopen. Bij brief van 27 augustus 2019 heeft Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna: FNV) Schiphol een ultimatum gesteld om akkoord te gaan met een aantal eisen. Die eisen zien op het, in de tender aan alle ondernemingen die contracten met Schiphol afsluiten voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden, opnemen van arbeidsvoorwaarden gebaseerd op het 'Schiphol-akkoord' en de cao Particuliere Beveiliging. Indien Schiphol niet integraal akkoord ging met de eisen zou Schiphol collectieve acties – waaronder werkonderbrekingen en stakingen – bij de beveiligingsbedrijven uitroepen. Schiphol stelt zich op het standpunt dat de aangekondigde collectieve acties onrechtmatig zijn, aangezien zij buiten het toepassingsbereik van artikel 6 lid 4 ESH vallen, nu sprake is van een rechtsgeschil en niet van een belangengeschil. Daarnaast stelt Schiphol dat zij niet aan de eisen van FNV kan voldoen, nu zij de door FNV gestelde eisen aanbestedingsrechtelijk niet mag stellen. Schiphol vordert onder meer een verbod voor FNV om de collectieve acties te laten plaatsvinden op straffe van een dwangsom van € 1.000.000.
Oordeel
Het begrip 'belangengeschil' in de zin van artikel 6 lid 4 ESH moet volgens de voorzieningenrechter ruim worden uitgelegd. Als belangengeschil wordt volgens vaste rechtspraak aangemerkt elk geschil tussen een werkgever en een deel van het personeel, dat door collectief onderhandelen kan worden opgelost, niet zijnde een rechtsgeschil dat via een gerechtelijke procedure kan worden opgelost. Aangezien de eisen van FNV voorwaarden betreffen op het vlak van de collectieve arbeidsvoorwaarden die alleen door collectief onderhandelen kunnen worden overeengekomen, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een belangengeschil waardoor de aangekondigde acties onder het toepassingsbereik van artikel 6 lid 4 ESH vallen. De voorzieningenrechter verwerpt ook de stelling van Schiphol dat het haar op grond van het aanbestedingsrecht niet zou zijn toegestaan de door FNV gestelde voorwaarden aan inschrijvers te stellen. Een van de grondbeginselen van het aanbestedingsrecht is dat inschrijvers zo veel mogelijk gelijk worden behandeld. Door in het bestek de door FNV gestelde voorwaarden op te nemen, die zijn gebaseerd op een algemeen verbindend verklaarde cao en derhalve moeten worden gekwalificeerd als positief recht, worden aan alle inschrijvers dezelfde voorwaarden gesteld. Daar komt bij dat het Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat het opnemen van sociale voorwaarden in aanbestedingen is geoorloofd en artikel 18 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU aanbestedende diensten dwingt om rekening te houden met cao-verplichtingen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vallen de door FNV aangekondigde acties binnen het toepassingsbereik van artikel 6 lid 4 ESH. Deze acties zijn ook niet onevenredig aan het nagestreefde doel, waardoor zij niet op grond van artikel G ESH dienen te worden uitgesloten of beperkt. Schiphol heeft niet aannemelijk weten te maken dat als gevolg van de aangekondigde acties in redelijkheid niet te aanvaarden maatschappelijke (veiligheids)risico’s zullen ontstaan. Dat geen andere procedure bestaat om het gewenste resultaat te bereiken, maakt dat de aangekondigde acties niet onevenredig zijn aan het beoogde te realiseren doel. De vorderingen van Schiphol zijn ongegrond en worden afgewezen.