Naar boven ↑

Rechtspraak

De Hamer Beton B.V./werknemer
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 30 augustus 2019
ECLI:NL:RBGEL:2019:3935

De Hamer Beton B.V./werknemer

Ontbinding arbeidsovereenkomst met machinevoerder (g-grond) met toekenning transitievergoeding. Geen billijke vergoeding verschuldigd, nu werkgever klachten van werknemer steeds serieus heeft genomen en heeft geprobeerd conflicten met collega’s (via mediation) in goede banen te leiden.

Feiten

Werknemer is sinds 1 augustus 1991 werkzaam voor De Hamer Beton B.V. (hierna: De Hamer), een bedrijf dat zich bezighoudt met de vervaardiging van betonproducten, laatstelijk in de functie van machinevoerder. In de loop van de tijd hebben verschillende zaken gespeeld tussen partijen, zoals een mediationtraject in 2016, een schriftelijke waarschuwing in november 2017 wegens onbehoorlijk gedrag, tijdelijke tewerkstelling op een andere locatie, volledige arbeidsongeschiktheid van werknemer rond januari 2018 en re-integratiewerkzaamheden vanaf juni 2018. Op 19 juni 2018 heeft de verzekeringsarts van het UWV geoordeeld dat werknemer geschikt is voor het eigen werk. Tussen partijen is op enig moment een geschil ontstaan over de vraag of werknemer – na de tewerkstelling elders – terug kon keren in zijn functie als machinevoerder op de oorspronkelijke locatie. De Hamer stelde zich op het standpunt dat dit niet kon vanwege een verstoorde werkverhouding met zijn collega’s en leidinggevenden. In kort geding is geoordeeld dat werknemer diende te worden toegelaten tot zijn eigen werkzaamheden op de oorspronkelijke locatie. Vervolgens is werknemer tot die locatie toegelaten, maar hij stelt zich op het standpunt dat hij niet wordt toegelaten tot zijn eigen werkzaamheden als machinevoerder, gelet op hem opgelegde restricties en beperkingen. In kort geding is geoordeeld dat De Hamer wel degelijk overeenkomstig het eerdere vonnis heeft gehandeld met de toelating van werknemer tot de locatie zoals zij heeft gedaan. Thans verzoekt De Hamer ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e- dan wel de g-grond. Werknemer verzoekt de kantonrechter eveneens de arbeidsovereenkomst te ontbinden en daarnaast toekenning van onder meer de transitievergoeding van ruim € 38.000 en een billijke vergoeding van ruim € 190.000.

Oordeel

Ontbinding

Volgens De Hamer bestaat het (ernstig) verwijtbaar handelen van werknemer voornamelijk uit het heimelijk, zonder toestemming, opnemen van gesprekken met zijn leidinggevenden, met de HR-manager, met de CEO en met collega’s. Werknemer betwist dit en voert aan dat hij alleen in het kader van de kortgedingprocedures enkele gesprekken heeft opgenomen. De kantonrechter overweegt dat het heimelijk opnemen van gesprekken niet strafbaar is voor zover degene die opneemt ook zelf deelnemer is aan dat gesprek. Van (ernstig) verwijtbaar handelen is volgens de kantonrechter daarom geen sprake. Wel is thans voldoende komen vast te staan dat partijen het vertrouwen in elkaar volledig zijn verloren, dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord en dat herplaatsing van werknemer niet in de rede ligt. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de g-grond.

Vergoedingen

Omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer is De Hamer een transitievergoeding aan werknemer verschuldigd. De Hamer wordt veroordeeld tot betaling aan werknemer van een transitievergoeding ter hoogte van € 34.984,24. De kantonrechter ziet daarentegen geen aanleiding aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen. Van ernstig verwijtbaar handelen van De Hamer is naar het oordeel niet of onvoldoende gebleken. Uit de overgelegde producties blijkt voldoende dat De Hamer vanaf 2014 klachten van werknemer telkens serieus heeft genomen en dat zij zo veel mogelijk heeft geprobeerd conflicten tussen werknemer en leidinggevenden of collega’s via gesprekken en mediation in goede banen te leiden. Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding wordt dan ook afgewezen.