Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 1 oktober 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:2503
Leonidas Facilitair/werknemer
Feiten
Werknemer heeft in de voetbalseizoenen 2013/2014 en 2014/2015 op basis van twee opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gevoetbald bij Leonidas. Voor het voetbalseizoen 2015/2016 is op 23 april 2015 een schriftelijke arbeidsovereenkomst opgesteld (hierna: de tweede arbeidsovereenkomst). Een speler die van club wil wisselen moet dat voor 15 juni van het betreffende jaar aangeven. Werknemer is ergens in de periode na 23 april 2015, maar voor 15 juni 2015, overgestapt naar een andere voetbalvereniging. Op 4 mei heeft werknemer van Leonidas een telefoontje gekregen waarin werd medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst voor het volgende seizoen eenzijdig zou worden ontbonden en dat het beter is om een andere club te gaan zoeken. In de periode mei-september 2015 heeft werknemer meerdere malen aangedrongen op betaling van achterstallig salaris. Werknemer vordert betaling van een bedrag van € 1.275 netto aan wettelijke verhoging ter zake van te late betaling van het loon over de maanden april t/m juni 2015 (de tweede arbeidsovereenkomst), alsmede een bedrag van € 10.170,93 als vergoeding van schade in verband met het niet nakomen door Leonidas van de derde arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Leonidas de derde arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd en heeft Leonidas veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging.
Oordeel
Indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat Leonidas de arbeidsovereenkomst op 4 mei 2015 heeft opgezegd, zoals werknemer heeft gesteld, is daarop het recht zoals dat gold voor inwerkingtreding van de Wwz van toepassing. In artikel 7:677 lid 1 BW (oud) is bepaald dat de partij die de arbeidsovereenkomst onverwijld opzegt zonder dat sprake is van een dringende reden, jegens de wederpartij schadeplichtig is. Op grond van lid 4 van artikel 7:677 BW (oud) heeft deze wederpartij de keuze tussen een gefixeerde of volledige schadevergoeding. Op grond van artikel 7:683 lid 1 BW (oud) verjaart de rechtsvordering krachtens artikel 7:677 lid 4 BW (oud) na verloop van zes maanden. In dit geval verstreek deze verjaringstermijn daarom op 4 november 2015. Werknemer heeft voor het eerst aanspraak gemaakt op schadevergoeding in het verzonden e-mailbericht van 2 juni 2016. Op dat moment was de vordering echter al verjaard. De eerdere berichten die door of namens werknemer zijn gestuurd bevatten geen stuitingshandeling ter zake van deze vordering, nu in deze berichten slechts aanspraak wordt gemaakt op betaling van achterstallig loon ter zake van de lopende, tweede arbeidsovereenkomst, maar niet op schadevergoeding ter zake van de opzegging van de derde arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat de vordering van werknemer is verjaard en het beroep op verjaring van Leonidas daarom slaagt. Nu het hof heeft geoordeeld dat de vordering van werknemer ter zake van schadevergoeding in verband met de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst is verjaard, kan werknemer niet alsnog op grond van de algemene bepalingen over tekortkoming in de nakoming van overeenkomsten aanspraak maken op schadevergoeding op grond van dezelfde mededelingen die volgens werknemer namens Leonidas op 4 mei 2015 aan hem zijn gedaan en die de kantonrechter heeft gekwalificeerd als onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Het eindvonnis van de kantonrechter kan op dit punt daarom niet in stand blijven en zal worden vernietigd.
Voorts ziet het hof geen aanleiding te concluderen dat de te late betaling niet aan Leonidas is toe te rekenen, noch gronden voor matiging van de wettelijke verhoging. Het hof ziet daarom geen aanleiding het eindvonnis van de kantonrechter op dit punt te vernietigen en de wettelijke verhoging te matigen.