Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 7 oktober 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:9130
werknemer/v.o.f. x, PAS Bewindvoering en Nikolaus Grill Gmbh
Feiten
Werknemer is op 1 november 2006 in dienst van X getreden in de functie van keukenhulp/algemene hulp. X exploiteerde tot (in ieder geval) 1 november 2018 een Grieks restaurant. X is met ingang van 8 januari 2019 ontbonden. Werknemer ontving sinds december 2018 geen loon meer. Op 1 november 2018 heeft – via bemiddeling van de verhuurder van het bedrijfsobject – een overdracht van de huurovereenkomst, inventaris en goodwill van X aan Nikolaus plaatsgevonden. Het Grieks restaurant is vanaf medio januari 2019 gesloten. Bij beschikking van 28 februari 2019 zijn de goederen van vennoot 1 en vennoot 2 onder bewind gesteld met benoeming van Pas als bewindvoerder. Centraal in deze procedure staat de vraag of er sprake is van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 en verder BW. Werknemer, X en Pas stellen dat daarvan sprake is. Nikolaus betwist dat.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Overgang van onderneming
Vaststaat dat Nikolaus met ingang van 1 november 2018 de huurder is van het bedrijfspand waarin X het Grieks restaurant exploiteerde. Per dezelfde datum is de huurovereenkomst op grond waarvan X het bedrijfspand huurde geëindigd. Verder staat vast dat Nikolaus € 50.000 heeft betaald als overnamesom voor exploitatie, inventaris en goodwill van X. Dit duidt er zonder meer op dat de onderneming van X als gevolg van een overeenkomst is overgegaan op Nikolaus. Het feit dat dit bedrag schriftelijk is overeengekomen met en betaald aan de verhuurder, doet daar verder in de gegeven omstandigheden niet aan af. Vast staat immers dat X een aanzienlijke huurschuld had en dat met deze constructie die huurschuld (deels) is afgelost door rechtstreekse betaling aan de verhuurder. Werknemer is bovendien gevraagd te blijven werken en heeft daartoe sleutels ontvangen voor de vervangen sloten van het bedrijf.
Ontbindingsverzoek werknemer onder toekenning van een billijke vergoeding
Nikolaus is als gevolg van de overgang van onderneming per 1 november 2018 de werkgever van werknemer. Tegen het verzoek van werknemer om de arbeidsovereenkomst met Nikolaus te ontbinden heeft Nikolaus (behalve met zijn stelling dat zij geen werkgever van werknemer is) geen verweer gevoerd. De omstandigheid dat Nikolaus ontkent werkgever te zijn en tot op heden geen loon aan werknemer heeft betaald, is van dien aard dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd dient te eindigen (art. 7:671c lid 1 BW). Omdat werknemer verzoekt om tegen een zo vroeg mogelijke datum te ontbinden en Nikolaus zich daar niet tegen verzet, zal de kantonrechter bepalen dat de arbeidsovereenkomst vandaag eindigt. Nikolaus ontkent (en blijft ook in deze procedure tegen beter weten in ontkennen) dat hij de (nieuwe) werkgever is van werknemer en weigert aan werknemer sinds december 2018 loon te betalen. Nikolaus heeft [verzoeker] hierdoor in een lastig parket gemanoeuvreerd. Werknemer heeft namelijk, omdat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat, formeel geen recht op een bijstands- of WW-uitkering. Als gevolg daarvan heeft werknemer geen andere uitweg gezien dan het starten van deze procedure waarin hij (onder meer) verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is op grond van deze overwegingen van oordeel dat Nikolaus ernstig verwijtbaar heeft gehandeld/nagelaten als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Aannemelijk is dus dat hij gedurende die twee jaar geen nieuwe baan zal vinden. Op basis van het loon waar hij recht op gehad zou hebben gedurende die twee jaar en de veronderstelling dat hij in die periode wel recht zal hebben op een WW-uitkering van grosso modo 70% van het laatstverdiende loon, komt de kantonrechter op een billijke vergoeding van € 12.000 bruto. Voorts komt werknemer een transitievergoeding en achterstallig loon toe.