Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 28 maart 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:8878
werkneemster/The Farm Westzaan B.V.
Feiten
Werkneemster is op 6 april 2018 in dienst getreden bij The Farm Westzaan B.V. (hierna: TFW). De laatste functie die werkneemster vervulde, was die van (sushi)kok. Op 2 december 2018 is werkneemster door TFW op staande voet ontslagen. In een brief van dezelfde datum heeft TFW aan werkneemster daarover het volgende medegedeeld: 'Hierbij deel ik u mee dat u vandaag op staande voet bent ontslagen, omdat u vandaag zondag 2-12-18 de heer X heeft geslagen en een mes naar hem heeft gegooid. Ik verbied u tevens ingang van ons restaurant en bedrijfsterrein te betreden.' Werkneemster heeft onder meer een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat TFW de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met de wettelijke regels daarvoor en om ten laste van TFW een billijke vergoeding toe te kennen. Bij tussenbeschikking van 28 maart 2019 (zie AR 2019-0417) is TFW in de gelegenheid gesteld haar stelling te bewijzen dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter is TFW niet geslaagd in dat bewijs. TFW heeft twee getuigen laten horen. Uit die getuigenverklaringen kan niet, althans onvoldoende, worden afgeleid dat werkneemster de heer X heeft geslagen. Getuige 1 verklaart immers dat hij dat niet heeft gezien en getuige 2 verklaart slechts dat werkneemster met een hand een beweging heeft gemaakt naar de heer X, zonder dat hij weet of werkneemster hem ook geraakt heeft. Uit de verklaringen kan evenmin worden afgeleid dat werkneemster een mes naar de heer X heeft gegooid. Getuige 1 kan alleen verklaren dat hij gezien heeft dat werkneemster iets gooide, terwijl getuige 2 verklaart dat het werkneemster niet gelukt is een mes te gooien en dit mes uit haar hand viel. Nu TFW niet is geslaagd in de bewijsopdracht, is de dringende reden voor het ontslag op staande voet niet komen vast te staan. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat hij aan de hand van de videobeelden van de ruzie tussen werkneemster en de heer X evenmin heeft kunnen vaststellen dat de heer X door werkneemster is geslagen en dat zij een mes naar hem heeft gegooid. Het ontslag op staande voet is dus ten onrechte gegeven. De verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen. Ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt toegewezen, alsmede een billijke vergoeding van € 5.938,92 bruto, ter hoogte van het loon over de periode van 2 december 2018 tot 2 maart 2019. Daarmee wordt werkneemster naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate gecompenseerd.