Rechtspraak
Hoge Raad, 15 november 2019
ECLI:NL:HR:2019:1784
C. Steinweg-Handelsveem B.V./HDI-Gerling Verzekeringen N.V.
Feiten
In 2007 is werknemer, in dienst van C. Steinweg-Handelsveem B.V. (hierna: Steinweg), betrokken geraakt bij een verkeersongeval en daardoor arbeidsongeschikt geraakt. Steinweg heeft haar verzekeraar, HDI-Gerling Verzekeringen N.V. (hierna: HDI), aansprakelijk gesteld voor de loonschade die zij ten gevolge van het ziekteverzuim van haar werknemer heeft geleden. HDI heeft de aansprakelijkheid erkend en aan Steinweg een bedrag aan schadevergoeding betaald. Partijen zijn het niet eens geworden over de vraag of HDI ook aansprakelijk is voor de pensioenpremies die Steinweg ten behoeve van werknemer heeft afgedragen tijdens de periode van diens ziekteverzuim. In deze procedure vordert Steinweg van HDI vergoeding op grond van artikel 6:107a lid 2 BW van voornoemde pensioenpremie. De rechtbank heeft de vordering van Steinweg afgewezen en geoordeeld dat het verhaal van de werkgever alleen het aan de werknemer betaalde nettoloon omvat. Het hof heeft aanleiding gezien de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen:
'1. Valt de pensioenpremie die door een werkgever verplicht doorbetaald/afgedragen is tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van een werknemer onder het loonbegrip van artikel 6:107a BW?
2. Indien uit het antwoord op de eerste vraag voortvloeit dat er een verhaalsrecht is voor de in deze zaak aan de orde zijnde pensioenpremie, bestaat er dan reden om een verschil te maken tussen het werknemersgedeelte en het werkgeversgedeelte van de betaalde/afgedragen pensioenpremie?'
Oordeel
De Hoge Raad oordeelt als volgt.
Reikwijdte artikel 6:107a BW
Artikel 6:107a lid 2 BW bepaalt, kort gezegd, dat een werkgever die tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de werknemer verplicht is het loon door te betalen, jegens de persoon die aansprakelijk is voor de ongeschiktheid tot werken, recht heeft op schadevergoeding ten bedrage van het doorbetaalde loon. Artikel 6:107a BW ziet daarbij op het loon dat de werkgever op grond van artikel 7:629 lid 1 BW of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid moet doorbetalen. Onder dit loon moet worden verstaan de vergoeding die de werkgever voor de bedongen arbeid is verschuldigd aan de werknemer. De werkgever houdt het werknemersgedeelte van de pensioenpremie in op de vergoeding die hij voor de bedongen arbeid is verschuldigd aan de werknemer. Het werknemersgedeelte van de pensioenpremie behoort daarmee tot het loon in de zin van artikel 6:107a BW. Daarin komt geen verandering door de daaropvolgende afdracht van de pensioenpremie aan een pensioenuitvoerder. Het voorgaande ligt anders bij het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie. Dit houdt de werkgever niet in op de vergoeding die hij voor de bedongen arbeid is verschuldigd aan de werknemer. Verhaal voor het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie is niet mogelijk omdat dit niet valt onder het loonbegrip van artikel 6:107a BW. Het ligt voor de hand om, in aansluiting bij hetgeen in eerdere rechtspraak van de Hoge Raad is beslist voor op het loon ingehouden belasting en premies voor de socialeverzekeringswetten (hetgeen door de wetgever in de parlementaire geschiedenis van het verhaalsrecht van art. 6:107 lid 2 BW wordt onderschreven), artikel 6:107a lid 2 BW zo uit te leggen dat de werkgever ook voor het op het loon ingehouden werknemersgedeelte van de pensioenpremie geen verhaal heeft en dus alleen een verhaalsrecht heeft voor hetgeen hij de werknemer netto uitbetaalt. In dit verband geldt dat het belang van de hanteerbaarheid van de wet en een zo eenvoudig mogelijke toepassing daarvan in de praktijk, meebrengt dat geen rekening wordt gehouden met deze inhouding. In de regel is immers de werkgever, ook tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de werknemer, de gehele pensioenpremie aan de pensioenuitvoerder verschuldigd, en kan hij slechts het werknemersgedeelte van de premie op het brutoloon inhouden. In de fictieve situatie dat de werkgever het loon niet aan de werknemer doorbetaalt, omvat de schade van de werknemer die de aansprakelijke persoon aan hem moet vergoeden dan ook niet het werknemersgedeelte van de pensioenpremie.
Beantwoording prejudiciële vragen
Het antwoord op de eerste prejudiciële vraag luidt derhalve dat het werknemersgedeelte van de pensioenpremie die de werkgever verplicht heeft afgedragen tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van een werknemer, valt onder het loonbegrip van artikel 6:107a BW. Het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie valt niet onder dit loonbegrip. Het antwoord op de tweede vraag luidt dat artikel 6:107a lid 2 BW zo moet worden uitgelegd dat de werkgever geen verhaalsrecht heeft voor het werknemersgedeelte van de pensioenpremie. Verhaal voor het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie is alleen al daarom niet mogelijk, omdat dit gedeelte van de pensioenpremie niet valt onder het loonbegrip van artikel 6:107a BW.