Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever c.s./werknemer c.s.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 24 september 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:3548

werkgever c.s./werknemer c.s.

Voldoende betwisting dat is gewerkt op bijzondere uren. Bewijsopdracht werknemer c.s. Klachtplicht niet van toepassing op verbintenis tot betaling van een geldsom.

Feiten

Werknemer c.s. zijn beiden per 1 september 2006 in dienst getreden bij de VOF in de functie van schoonmaker. Werknemer c.s. werkten beiden bij Egon Zehnder te Amsterdam. Egon Zehnder is begin april 2015 verhuisd en overgestapt naar een ander schoonmaakbedrijf. Werknemer c.s. hebben vanaf 8 april 2015 beiden nog schoonmaakwerk verricht voor de VOF. Zij hebben op 21 juni 2015 aan de VOF laten weten dat zij in de regio Amsterdam wilden werken, zoals in hun arbeidsovereenkomst was bepaald. De VOF heeft daarop de loonbetalingen stopgezet. In kort geding heeft de voorzieningenrechter de VOF veroordeeld tot het betalen van het loon aan werknemer c.s. De VOF heeft daarna, na daartoe verkregen toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met werknemer c.s opgezegd. Ingevolge de van toepassing zijnde cao Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf gold een toeslag bijzondere uren, te weten 30% over het basisloon gedurende doordeweeks gewerkte uren tussen 21:30 uur en 6:00 uur, en een toeslag van 50% voor op vrijdag en in het weekend gewerkte uren op deze tijdstippen. Werknemer c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd de VOF te veroordelen aan hen te betalen de toeslag bijzondere uren tot eind maart 2015 en de VOF hoofdelijk te veroordelen ter zake van toeslag bijzondere uren tot eind maart 2015 van € 38.486,70 respectievelijk € € 9.870,40. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen over de periode van 10 oktober 2010 tot en met maart 2015.

Oordeel

Het hof ziet in de door de VOF overgelegde schriftelijke verklaring een voldoende betwisting van het door werknemer c.s. gestelde omtrent de door hen gewerkte bijzondere uren. Wel dient te worden gezegd dat deze schriftelijke verklaring geen uitputtend inzicht verschaft in de feitelijk door werknemer c.s. gewerkte uren, en dat de inhoud daarvan niet geheel spoort met het eerder door de VOF daarover gestelde. Het hof ziet in het over en weer gestelde en in de door partijen overgelegde producties voldoende aanleiding om werknemer c.s. conform hun aanbod tot bewijslevering toe te laten betreffende de feitelijk door hen bij Egon Zehnder gewerkte uren. De VOF heeft nog betoogd dat werknemer c.s. niet aan hun klachtplicht hebben voldaan. Het hof overweegt het volgende. Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser geen beroep meer toekomt op een gebrek in een prestatie, indien hij niet binnen bekwame tijd bij de schuldeiser heeft geprotesteerd. Het gaat in dit geding echter om de vraag of werknemer c.s. al dan niet gedurende bijzondere uren hebben gewerkt. Indien dat het geval is, dan zijn partijen het erover eens dat werknemer c.s. een bijzondere toeslag toekomt. In een dergelijk geval is artikel 6:89 BW niet van toepassing. De klachtplicht van dat artikel ziet immers niet op verbintenissen tot betaling van een geldsom die de wederprestatie vormen voor een andere prestatie.