Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 27 november 2019
ECLI:NL:RBMNE:2019:6141
franchisenemers/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel
Feiten
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel (hierna: Bpf Detailhandel) voert een verplicht gestelde pensioenregeling uit in de zin van de Wet verplichte deelneming in een Bedrijfstakpensioenfonds 2000 voor de sector detailhandel en int de premies van werkgevers die onder de werkingssfeerbepaling van de regeling vallen. Het verplichtstellingsbesluit bepaalt dat de deelneming in Bpf Detailhandel onder meer verplicht is voor de natuurlijke of rechtspersoon die de detailhandel uitoefent. Het begrip detailhandel en het begrip waren zijn in het verplichtstellingsbesluit omschreven. De verschillende franchisenemers exploiteren vestigingen van een pizzaketen. De franchisenemers verkopen op bestelling pizza’s en bijgerechten, zoals stokbrood, salade en vleesgerechten. In de vestigingen is ook frisdank en ijs te verkrijgen. De meeste bestellingen worden bezorgd of door de klant afgehaald. In sommige vestigingen kunnen klanten eten. Bpf Detailhandel heeft de franchisenemers verzocht om door invulling van een bedrijfsonderzoeksformulier gegevens te verstrekken om na te kunnen gaan of zij verplicht zijn tot aansluiting. De franchisenemers hebben die gegevens verstrekt. Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over de vraag of de franchisenemers onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit vallen of niet.
Oordeel
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of een pizza een waar is en of er sprake is en moet zijn van de koop en verkoop van dezelfde waren. Voor de uitleg van een bepaling in een verplichtstellingsbesluit geldt de zogenoemde cao-norm. De in het verplichtstellingsbesluit opgenomen definitie van ‘waren’ sluit een bereide maaltijd niet uit. Datzelfde geldt voor de taalkundige beschrijving van ‘waar’ volgens Van Dale. Ook de definitie van ‘waar’ in de Warenwet is dermate ruim dat hieronder ook bereide maaltijden vallen. Dus ook bewerkte etenswaren zoals pizza’s zijn waren in de zin van de Warenwet. Uit het voorgaande volgt dat pizza’s zijn te kwalificeren als ‘waren’ en dus onder de definitie van het verplichtstellingsbesluit vallen. Anders dan de franchisenemers hebben betoogd, is het enkele feit dat in de definitie van detailhandel het woord ‘waren’ maar één keer wordt gebruikt, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat het bij in- en verkoop om dezelfde waren moet gaan. Van enige aanpassing, zoals bijvoorbeeld ompakken of samenstellen van waren, zal echter al snel sprake zijn. Het verplichtstellingsbesluit bevat geen aanwijzingen dat de door eisers voorgestane beperkte werkingssfeer bedoeld is. Los van het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake van de inkoop en verkoop van dezelfde waren. De franchisenemers kopen deegbolletjes, saus, kaas, vlees en andere ingrediënten in om die na bewerking weer te verkopen als pizza. Het kan zijn dat de chemische samenstelling van de halffabricaten en ingrediënten door de bewerking wijzigt, maar dit rechtvaardigt niet de conclusie dat er andere waren worden ingekocht dan de waren die worden verkocht. Voor sommige andere producten die de franchisenemers verkopen, waaronder frisdranken en ijs, geldt dat deze in het geheel niet worden bewerkt. Aan de omschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, de sectorindeling door de Belastingdienst en de kwalificaties van andere derden, hecht de rechtbank minder belang dan dat franchisenemers daaraan gehecht willen zien. Doorslaggevend is immers of de feitelijke bedrijfsactiviteiten vallen onder de werkingssfeerbepaling van het verplichtstellingsbesluit. Er is volgens de rechtbank geen sprake van een uitzondering op de verplichtstelling van deelneming, zoals opgenomen in het verplichtstellingsbesluit. De kern en het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten van de franchisenemers liggen naar het oordeel van de rechtbank bij de verkoop van pizza’s en andere etenswaar aan klanten. De bereiding en de bezorging van maaltijden hebben geen zelfstandige economische functie en worden uitsluitend uitgevoerd ten behoeve van de verkoop aan klanten. De met de bereiding en de bezorging van de maaltijden gemoeide werkzaamheden zijn dan ook dienstbaar aan de verkoop, en de loonsom van het keukenpersoneel en de bezorgers moet aan de verkoop worden toegerekend. Nu de franchisenemers ook in deze procedure onvoldoende feitelijke gegevens hebben verstrekt om aan te kunnen nemen dat zij verplicht zijn tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Horeca & Catering, is niet aannemelijk geworden dat de uitzondering op de verplichtstelling in dit geval van toepassing is.