Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 16 januari 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:117
werknemer/werkgeefster
Feiten
Werknemer is op 1 augustus 2014 bij werkgeefster in dienst getreden. Op 23 april 2018 heeft werknemer een officiële waarschuwing ontvangen, omdat hij niet is komen opdagen op zijn werk. Op vrijdagochtend 16 november 2018 heeft werknemer zich telefonisch afgemeld voor het werk, omdat hij last had van een ontstoken oog. Werkgeefster heeft per e-mail aan werknemer geschreven dat er onduidelijkheid is omtrent de melding van werknemer bij de huisarts over zijn ontstoken oog. Werknemer zou hebben gezegd dat hij niet meer voor het weekend bij de huisarts terecht kon. Toen werkgeefster contact opnam met de huisarts gaf de huisarts echter aan dat werknemer hem niet had gebeld en dat werknemer nog diezelfde dag terecht kon. Werkgeefster heeft een overzicht van de belhistorie van werknemer verzocht. Werknemer heeft aan het verzoek tot overlegging van een overzicht geen gehoor gegeven. Daarnaast heeft werknemer aangegeven dat werkgeefster door contact op te nemen met de huisarts een ernstige inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy. Werknemer heeft daarbij kenbaar gemaakt dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en stelt voor de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. Op 19 november 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is werknemer op staande voet ontslagen vanwege, kort gezegd, het handelen op 16 november 2018. Werknemer heeft in eerste aanleg vernietiging van het ontslag en wedertewerkstelling verzocht. De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen. Werknemer komt op tegen de beschikking.
Oordeel
Werkgeefster heeft werknemer de reden voor het ontslag medegedeeld in een gesprek op 19 november 2018 en deze bevestigd in de ontslagbrief die werknemer tijdens het gesprek is overhandigd. Werkgeefster geeft in de ontslagbrief als dringende reden dat werknemer tegen haar heeft gelogen over het contact met de huisarts op 16 november 2018. Het hof is van oordeel dat werknemer uit de ontslagbrief heeft moeten begrijpen dat eerdere incidenten mede bepalend waren voor het oordeel van werkgeefster dat ontslag op staande voet op zijn plaats was. Uit de ontslagbrief volgt dat er eerdere incidenten zijn geweest en dat werknemer hiervoor ook een waarschuwing heeft gekregen. Werknemer heeft tevens moeten begrijpen dat het bij deze eerdere incidenten gaat om ongeoorloofde afwezigheid, onbereikbaarheid en het niet nakomen van de afspraken. Het hof constateert dat de eerdere incidenten voor werkgeefster tot 16 november 2018 geen reden waren om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Voor werkgeefster waren de gebeurtenissen op 16 november 2018 doorslaggevend. Het hof oordeelt dat ook indien zou komen vast te staan dat werknemer gelogen heeft over het contact met zijn huisarts, deze omstandigheid niet betekent dat er sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet, ook niet in combinatie met de gestelde eerdere incidenten. Indien de leugen zou komen vast te staan, heeft werknemer niet gelogen over zijn gezondheidssituatie. Van ongeoorloofde afwezigheid danwel onbereikbaarheid, waarop de waarschuwing en de eerdere gestelde incidenten zagen, was derhalve geen sprake. Voor zover hij heeft geprobeerd zijn genezing te vertragen door niet te bellen met zijn huisarts en daarover te liegen, had dit opgelost dienen te worden met een loonopschorting. Het enkele feit dat werknemer in dat geval tegen zijn werkgever gelogen heeft, is weliswaar verwijtbaar, maar rechtvaardigt in de gegeven omstandigheden geen onmiddellijke verbreking van het dienstverband. Aan werknemer wordt een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 4.000 toegekend.