Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Surrotec B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 24 januari 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:552

werknemer/Surrotec B.V.

Werkgever en bedrijf waar werknemer voornemens is in dienst te treden in een vergelijkbare functie zijn als elkaars concurrenten aan te merken. Belangenafweging bescherming bedrijfsbelangen werkgever en recht op vrije arbeidskeuze werknemer. Geen schorsing non-concurrentiebeding.

Feiten

Werknemer is op 30 april 2018 in dienst getreden bij Surrotec B.V. In de arbeidsovereenkomst is onder meer een non-concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst met Surrotec opgezegd tegen 1 november 2019. Werknemer heeft medegedeeld voornemens te zijn om per 1 november 2019 een vergelijkbare positie als die hij bij Surrotec vervulde aan te gaan bij UHP Systems B.V. (hierna: UHP) te Ridderkerk, een directe concurrent van Surrotec. Surrotec heeft werknemer duidelijk gemaakt dat het overeengekomen non-concurrentiebeding onverminderd geldt en dat indiensttreding bij UHP een overtreding van dit non-concurrentiebeding zou betekenen. Werknemer vordert onder meer het non-concurrentiebeding te schorsen.

Oordeel

Surrotec en UHP zijn naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter als elkaars concurrenten aan te merken. Surrotec en UHP opereren immers allebei in de (kleine) markt van oppervlakbehandeling door middel van ultrahogedruk waterstralen. Er zullen ongetwijfeld verschillen (zoals handmatig versus machinaal en scheepvaart versus industrie) zijn in de werkwijze van de twee bedrijven, maar deze verschillen zijn te klein om de conclusie te rechtvaardigen dat Surrotec en UHP geen concurrenten van elkaar zijn omdat zij zich op twee verschillende markten begeven. Surrotec zit in Spijkenisse en UHP in Ridderkerk. Ook bij een geografisch beperkter concurrentiebeding zou sprake zijn van concurrenten in dezelfde regio. Vooralsnog lijkt het er ook op dat het de bedoeling is dat werknemer bij UHP overeenkomstige werkzaamheden gaat uitoefenen als de werkzaamheden die hij tot voor kort heeft verricht bij Surrotec. Dat die functie bij UHP een andere benaming heeft en andere taken kent, doet daaraan niet af. Het behoeft geen betoog dat Surrotec er belang bij heeft werknemer aan het beding te houden. Zij wil immers haar bedrijfsbelangen beschermen. Werknemer stelt weliswaar dat hij niet beschikt over informatie die het bedrijfsbelang van Surrotec kan schaden, maar daar denkt Surrotec anders over. Het is voor de kantonrechter niet mogelijk te beoordelen wie wat dat betreft gelijk heeft. Een concurrentiebeding is nu juist (ook) overeengekomen om discussie over de vraag waarmee een oud-werknemer de voormalige werkgeefster kan schaden in haar bedrijfsbelangen te voorkomen. Tegenover het belang van Surrotec staat het belang van werknemer, te weten niet te worden beperkt in zijn recht op een vrije arbeidskeuze. De kantonrechter begrijpt dat werknemer voor zijn inkomen afhankelijk is van een baan en het lastig voor hem wordt elders een andere baan te vinden, maar hierbij moet bedacht worden dat werknemer zijn arbeidsovereenkomst met Surrotec vrijwillig heeft opgezegd zonder vooruitzicht op een andere baan op dat moment. Werknemer heeft immers verklaard dat hij nog met niets concreet bezig was en pas na ontslagname een aanbod van UHP kreeg. Dat werknemer voor zijn inkomen uitsluitend afhankelijk is van deze baan bij UHP is niet gebleken. De vordering tot schorsing van het concurrentiebeding wordt daarom afgewezen.