Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 22 januari 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:450
werknemer/Rijnaarde Global Trading & Logistics B.V. en K3 B.V.
Feiten
Werknemer is in dienst (geweest) van Rijnaarde Global Trading & Logistics B.V. (hierna: Rijnaarde). Het verloop van de procedure blijkt uit een niet-gepubliceerde tussenbeschikking van 8 oktober 2019 (hierna: de tussenbeschikking) en een proces-verbaal van het op 10 december 2019 gehouden getuigenverhoor. Tussen partijen staat thans onder meer ter discussie de hoogte van de verschuldigde transitievergoeding, en – in dat kader – of Rijnaarde als kleine werkgever als bedoeld in artikel 7:673a lid 2 BW kan worden aangemerkt, alsmede de hoogte van de contractuele bonus.
Oordeel
Zoals in de tussenbeschikking is overwogen en beslist zal de verzochte billijke vergoeding worden afgewezen. In de tussenbeschikking is overwogen en beslist dat de jaarlijkse bonus van twee maandsalarissen dient te worden meegerekend bij de vaststelling van de transitievergoeding. Rijnaarde is in de tussenbeschikking toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat zij moet worden aangemerkt als een kleine werkgever in de zin van artikel 7:673a lid 2 BW. De beoordeling spitst zich blijkens de tussenbeschikking toe op de vraag of Rijnaarde zich terecht heeft beroepen op haar stelling dat zij niet behoort tot de in artikel 24 lid 1 van de Ontslagregeling bedoelde ‘groep’. Daarmee wordt gedoeld op een groep in de zin van artikel 2:24b BW. Om van een groep te kunnen spreken dient er sprake te zijn van economische eenheid (waarvoor niet is vereist dat zij naar buiten toe als eenheid optreedt), van organisatorische verbondenheid (dat wil zeggen dat er integratie in de groepsorganisatie heeft plaatsgevonden) en van centrale leiding (een hiërarchische organisatiestructuur op grond waarvan een gemeenschappelijk structuur wordt gevoerd). Als zij daartoe niet behoort, valt zij onder de categorie kleine werkgevers in artikel 7:673a lid 2 BW. Op grond van vaststaande feiten is er naar het oordeel van de kantonrechter, naast de centrale zeggenschap door middel van het middellijk 100% aandeelhouderschap binnen de groep, sprake van een zodanige verwevenheid dat Rijnaarde deel uitmaakt van een groep van vennootschappen. Aan het hoofd van die groep staat K3 Delta B.V. Dat Rijnaarde vanuit haar specifieke kennis, ervaring en daardoor verkregen plek in haar branche zelfstandig opereert, neemt immers niet weg dat zij behoort tot een groep van vennootschappen. Vast staat dat de groep in de periode van 1 juli 2017 tot en met 31 december 2017 in totaal gemiddeld meer dan 25 werknemers had. Uit het voorgaande volgt dat Rijnaarde niet kan worden aangemerkt als een kleine werkgever als bedoeld in artikel 7:673a lid 2 BW. Dit leidt ertoe dat de nog te betalen aanvulling op de verschuldigde transitievergoeding uitkomt op het verzochte bedrag van € 43.935,86 bruto. Dat bedrag wordt toegewezen. Daarnaast heeft werknemer ook over de jaren 2017 en 2018 recht op de contractuele bonus, zodat een bedrag van € 23.000 bruto wordt toegewezen. Tevens is in de tussenbeschikking overwogen en beslist dat werknemer aanspraak heeft op uitbetaling van het opgebouwde saldo van 75,25 vakantiedagen. Hierbij dient te worden uitgegaan van een bedrag van € 265,32 per dag. Dat betekent dat een bedrag van € 19.965,33 bruto wordt toegewezen.