Naar boven ↑

Rechtspraak

Dynniq Nederland B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 28 januari 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:751
Na verval arbeidsplaats heeft werknemer een passend aanbod van overnemende partij aanvaard. Werknemer heeft recht op een vergoeding (ter hoogte van de transitievergoeding) als bedoeld in de overeenkomst omtrent vervallen arbeidsplaatsen die met de OR is gesloten.

Feiten


Werknemer is werkzaam geweest bij Dynniq Nederland B.V. (hierna: Dynniq). In de loop van 2016 heeft binnen Dynniq een reorganisatie plaatsgevonden. In dat verband is op 21 juli 2016 tussen de ondernemingsraad en Dynniq een ‘Overeenkomst ten behoeve van vervallen arbeidsplaatsen Dynniq Nederland B.V.’ (hierna: de overeenkomst) afgesloten voor de periode tot 1 september 2016 die geldt voor werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst waren bij Dynniq en wier arbeidsplaats is komen te vervallen. De overeenkomst voorziet onder meer in begeleiding van het boventallige personeel bij herplaatsing binnen en buiten Dynniq. In de artikelen 4.7 en 4.9 is het aanbod van een passende functie binnen en buiten Dynniq geregeld. In die bepalingen staat onder meer dat de werknemer van alle financiële voorzieningen van de overeenkomst is uitgesloten wanneer hij een aangeboden passende functie weigert. In artikel 5.1 staat dat de werknemer van wie de arbeidsplaats is komen te vervallen en met wie het dienstverband wordt beëindigd, bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in aanmerking komt voor een vergoeding, tenzij vóór einde dienstverband aan de werknemer een passend aanbod is gedaan. De arbeidsplaats van werknemer is komen te vervallen. Dura Vermeer heeft een aantal projecten van Dynniq overgenomen en een aantal werknemers van Dynniq een passend aanbod gedaan. Werknemer heeft – net als acht andere collega’s – dit aanbod aanvaard en is per 1 augustus 2016 in dienst getreden bij Dura Vermeer. Een aantal collega’s heeft het aanbod om bij Dura Vermeer in dienst te treden afgewezen. Met hen is een vaststellingsovereenkomst gesloten en zij hebben van Dynniq een transitievergoeding ontvangen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat aan werknemer een vergoeding als bedoeld in artikel 5.1 van de overeenkomst toekomt ter hoogte van de transitievergoeding. Dynniq is van dit oordeel in hoger beroep gekomen.

Oordeel


Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat werknemer op grond van artikel 5.1 van de overeenkomst recht heeft op een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding. Uit de tekst van artikel 5.1 volgt dat een werknemer recht heeft op een vergoeding wanneer het dienstverband wordt beëindigd. Dat recht bestaat, volgens de tekst van deze bepaling gelezen in samenhang met de artikelen 4.4 en 4.7, niet wanneer een aanbod tot passende arbeid binnen Dynniq wordt geweigerd.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het dienstverband tussen Dynniq en werknemer is geëindigd. Werknemer heeft dan volgens de tekst van artikel 5.1 recht op een vergoeding. Aan werknemer is geen interne functie aangeboden en is geen sprake van een weigering door hem van zo’n functie. Evenmin heeft hij de hem aangeboden externe functie geweigerd. Anders dan Dynniq aanvoert, kan ook uit de tekst van artikel 5.2 in samenhang met artikel 5.1 niet worden afgeleid dat een werknemer niet in aanmerking komt voor de in artikel 5.1 genoemde vergoeding wanneer hij een passend aanbod heeft aanvaard. Artikel 5.2 is immers niet van toepassing op werknemer omdat hij geen werknemer is “die niet kan worden herplaatst” zoals dat artikel voorschrijft voor het recht op een transitievergoeding. Het kan zo zijn dat het niet de bedoeling van de ondernemingsraad en Dynniq was om werknemers die succesvol naar een passende baan zijn begeleid onder gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden en met behoud van dienstjaren, ook nog een vergoeding toe te kennen. Dit volgt echter niet uit de overeenkomst. Een mogelijke onduidelijkheid van de tekst komt in de verhouding van partijen voor risico van Dynniq. De conclusie is dat het hoger beroep geen doel treft.