Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14 januari 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:54
Feiten
Werknemer is op 1 januari 1992 in dienst getreden bij NS Reizigers B.V. (hierna: NS). Op 2 juni 2018 heeft werknemer zich ziek gemeld en op 7 juni 2018 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat geen sprake was van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een ziekte of gebrek. Een langdurig traject van ziekmeldingen en diverse gesprekken volgde. Op 30 juli 2018 heeft het UWV in een deskundigenoordeel geoordeeld dat werknemer geschikt was voor zijn eigen werk. Daarbij werd geconcludeerd dat geen sprake was van ziekte of gebrek, maar dat werkhervatting geen optie is voordat mediation heeft plaatsgevonden. Zodoende heeft mediation plaatsgevonden, maar deze sessies zijn al snel gestopt. Op 29 augustus 2018 is werknemer geopereerd aan zijn arm. Op 19 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werknemer, rekening houdend met de beperkingen, zonder urenbeperking, geschikt was voor aangepaste werkzaamheden. Op maandag 29 oktober 2018 hebben partijen met elkaar gesproken over de re-integratie van werknemer, maar op dinsdag 30 oktober 2018 is werknemer wederom niet op het werk verschenen. Ook in de volgende maand is werknemer niet verschenen om vervangende werkzaamheden uit te voeren, waarna NS werknemer heeft meegedeeld dat zij het loon stop zal zetten. Deze loonstop is per 29 november opgeheven. Werknemer is echter op 30 november weer niet op werk verschenen, om welke reden het salaris wederom werd stopgezet. Ook in de volgende maanden is werknemer ondanks oproepen, niet verschenen. Ook die dagen zijn ingehouden op het loon. Op 14 februari 2019 heeft de bedrijfsarts gerapporteerd dat werknemer vanwege het toegenomen arbeidsconflict niet in staat te werken. NS heeft de loonbetaling aan werknemer vanwege zijn ziekte per 14 februari 2019 weer hervat. Werknemer vorderde in eerste aanleg betaling van het achterstallige loon dat vanwege de stopzettingen van het loon niet uitbetaald was. Dit heeft de kantonrechter afgewezen. Tegen die beslissing komt werknemer in hoger beroep op.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat de op 30 oktober 2018 aangepaste werkzaamheden passend waren. Voorts waren deze werkzaamheden niet in strijd met het deskundigenoordeel van het UWV van 30 juli 2018. Bovendien had de bedrijfsarts naar aanleiding van de ziekmelding van werknemer als gevolg van de operatie aan zijn arm op 19 oktober 2019 geoordeeld dat werknemer geschikt was voor aangepaste werkzaamheden. Ook hier was rekening gehouden met de beperkingen van werknemer. Aan werknemer was op 30 oktober 2018 schriftelijk aangekondigd dat het niet gaan verrichten van de werkzaamheden tot stopzetting van loon zou leiden, en toen werknemer de werkzaamheden niet is gaan verrichten is hem direct daarna schriftelijk medegedeeld dat de stopzetting zou worden geëffectueerd. De loonvordering over november 2018 wordt daarom afgewezen. Tot slot oordeelt het hof dat werknemer vanaf 29 november 2018 tot 14 februari 2019 arbeidsgeschikt was. Vaststaat dat hij vanaf 1 januari tot 14 februari 2019 geen werkzaamheden heeft verricht. Het hof is van oordeel dat het in beginsel aan werknemer is om zich beschikbaar te stellen voor werk, zeker in een situatie als de onderhavige waarbij NS hem herhaaldelijk heeft opgeroepen voor werk, en werknemer dat steeds heeft geweigerd. Bij het voorgaande acht het hof verder van belang dat een objectieve, medische onderbouwing dat de arbeidsongeschiktheid van werknemer eerder dan per 14 februari 2019 is ingetreden, ontbreekt. Het niet werken gedurende de periode 1 januari tot 14 februari 2019 ligt daarom in de risicosfeer van werknemer en de loonvordering over de periode 1 januari tot 14 februari 2019 wordt om die reden afgewezen. Werknemer heeft niet betwist dat het loon vanaf 14 februari 2019 al is betaald. De conclusie is derhalve dat de grieven falen.