Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Alpha Facility Group B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 18 februari 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:207
Loonvordering werkneemster toegewezen. Werkgever heeft het salaris van werknemer betaald, maar niet op een aan werkneemster toebehorende bankrekening.

Feiten

Werkneemster is in 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Alpha Facility Group B.V. (hierna: Alpha). In 2014 is zij arbeidsongeschikt geworden. Bij brief van 13 april 2016 heeft Alpha, na de op 12 april 2016 verkregen vergunning van het UWV, de arbeidsovereenkomst met werkneemster met ingang van 23 mei 2016 opgezegd. Alpha heeft in de periode tussen 31 december 2014 en 23 april 2015 het salaris van werkneemster overgemaakt naar IBAN-nummer X. Bij verstekvonnis zijn vorderingen van werkneemster van onder meer € 2.955,55 aan achterstallig salaris en € 377,64 aan transitievergoeding toegewezen. De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis een onderscheid gemaakt tussen de loonvordering van werkneemster die betrekking heeft op de periode van x 2015 tot en met 23 april 2015 (periode 1) en die betrekking heeft op de periode van 24 april 2015 tot en met x 2016 (periode 2). Onder vernietiging van het verstekvonnis heeft de kantonrechter de vordering van werkneemster tot betaling van loon over periode 1 afgewezen, en die over periode 2 toegewezen. Het door werkneemster ingestelde hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op het afgewezen gedeelte van de loonvordering, dus op het deel dat ziet op periode 1.

Oordeel

Werkneemster stelt zich op het standpunt dat de genoemde bankrekening nooit haar bankrekening is geweest, ook niet in december 2014. Zij heeft, anders dan zij in de inleidende dagvaarding tot uitgangspunt heeft genomen, ook in december 2014 geen salaris van Alpha ontvangen. De gevolgtrekking die de kantonrechter verbindt aan haar oorspronkelijke standpunt in eerste aanleg – dus dat bankrekeningnummer X als van werkneemster heeft te gelden –, is dus ondeugdelijk, aldus werkneemster. In dit stadium is niet relevant dat Alpha kennelijk ter comparitie in eerste aanleg niet heeft kunnen reageren op het betoog van werkneemster (1). Niet is gesteld of gebleken dat zij nadien niet heeft kunnen reageren. Door niet te verschijnen in hoger beroep heeft zij de mogelijkheid om in hoger beroep te reageren aan zich voorbij laten gaan. De verweren onder de punten (2) en (4) doen geen recht aan het processuele debat tussen partijen. De discussie is niet of Alpha betalingen heeft gedaan, maar of Alpha betalingen op een aan werkneemster toebehorende bankrekening heeft gedaan. Dat Alpha in de relevante periode wel betalingen op een ING-bankrekening heeft gedaan maakt dit niet anders. Het verweer onder (3) moet kennelijk worden opgevat als een beroep op rechtsverwerking. Dit verweer faalt omdat een enkel stilzitten daarvoor onvoldoende is en Alpha geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan bij haar gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat werkneemster haar aanspraak niet meer geldend zou maken, of waardoor de positie van Alpha onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt. Grief 1 slaagt dus. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep doel treft. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover daarbij de loonvordering over periode 1 (€ 909,40) is afgewezen en de proceskosten van de verzetprocedure zijn gecompenseerd.