Naar boven ↑

Rechtspraak

Allianz Nederland Schadeverzekering N.V./werknemer en werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 5 februari 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:553
Werknemer heeft bewust roekeloos gehandeld door onder invloed van alcohol te gaan rijden.

Feiten

Werknemer was als chauffeur in dienst bij werkgeefster toen hij op 3 januari 2014 tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden betrokken raakte bij een eenzijdig ongeval. Werknemer was op dat moment onder invloed van alcohol. De melktankwagen die werknemer bestuurde, is bij het ongeval beschadigd geraak, hetgeen volgens Allianz schade heeft veroorzaakt van € 116.046,46. Dit heeft Allianz (minus het eigen risico) aan werkgeefster vergoed. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter werknemer in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden dat het ongeval te wijten is aan zijn bewuste roekeloosheid omdat hij wist dat hij onder invloed van alcohol was en toch is gaan rijden.

Oordeel

Werknemer heeft als tegenbewijs een rapport in het geding gebracht waar volgens hem uit blijkt dat hij adequaat en snel heeft ingegrepen toen zijn oplegger buiten zijn schuld en onverwachts in de berm terecht was gekomen. Volgens hem heeft de invloed van alcoholgebruik geen enkele rol gespeeld. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer hiermee het bewijsvermoeden niet heeft kunnen ontzenuwen. De kantonrechter overweegt hierbij dat in een getuigenverklaring in het proces-verbaal staat vermeld dat het voertuig al slingerde vóórdat het ongeval plaatsvond, en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat dit slingeren door de chauffeur en zijn stuurhandelingen werd veroorzaakt omdat hij normaal voor de rijsituatie aan het versnellen was. Uit de getuigenverklaring moet aangenomen worden dat werknemer in de rechterberm is gekomen omdat hij een stuurcorrectie moest doen om van de linkerweghelft weer terug op de rechterweghelft te komen. Werknemer heeft er geen goede verklaring voor kunnen geven waarom hij in de berm van de rechterweghelft is terechtgekomen. Verder acht de kantonrechter van belang dat werknemer noch in de processtukken, noch ter zitting, heeft verklaard dat hij merkte dat de oplegger ging slingeren. Verder overweegt de kantonrechter dat omdat de weg vlak voor het punt waarop de tankwagen is gaan slingeren nauwelijks een kromming heeft, en de tankwagen inmiddels 400 m gereden had vanaf de laatste scherpe bocht (de rotonde), het des te minder aannemelijk dat is dat werknemer door turbulentie van de melk op de linkerweghelft terecht is gekomen, zoals werknemer zelf stelt. Bovendien heeft werknemer er geen verklaring voor gegeven waarom hij bij het teruggaan naar de rechterweghelft in de berm is terechtgekomen. Nu geen andere oorzaken zijn gesteld of gebleken staat op grond van het voorgaande nu met voldoende zekerheid vast dat het ongeval is ontstaan doordat werknemer, omdat hij onder invloed van alcohol reed, is gaan slingeren, vervolgens te sterke stuurcorrecties heeft gedaan. Werknemer zal de schade dus aan Allianz als gesubrogeerde partij moeten vergoeden. In de vrijwaringszaak oordeelt de kantonrechter dat, nu vast is komen te staan dat sprake is van bewuste roekeloosheid, werknemer zich niet kan beroepen op artikel 7:658 lid 2 of 7:661 lid 1 BW.