Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Assen), 17 december 2019
ECLI:NL:RBNNE:2019:5775
Feiten
Werkneemster is in 2013 in dienst getreden van De Zorgtaak. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (hierna: cao) van toepassing verklaard. De Zorgzaak verwerft door middel van aanbestedingen in het kader van de WMO contracten met gemeenten. Afhankelijk van de hulpvraag en indicatie en afhankelijk van het toegewezen aantal uren bepalen cliënten en begeleider samen hoeveel contactmomenten er wekelijks zijn. De Zorgzaak bepaalt welke cliënten werkneemster toegewezen krijgt. Vervolgens bepaalt werkneemster in overleg met cliënten op welke dag en op welk(e) tijdstip(pen) zij in de week op bezoek komt. In de cao zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de arbeidsduur en de gebroken diensten. Werkneemster vordert in onderhavige procedure veroordeling van De Zorgtaak tot betaling van niet betaalde reistijd.
Oordeel
Het gaat in dit geding om de vraag of de tijd die werkneemster – werkzaam als ambulant begeleidster bij De Zorgzaak – besteedt aan het reizen van cliënt naar cliënt als arbeidsduur dient te worden aangemerkt waarover De Zorgzaak loon is verschuldigd. Werkneemster heeft haar vordering gebaseerd op artikel 1.1 onder 4 cao VVT. Partijen twisten over de uitleg van deze bepaling. Niet in geschil is dat de cao-bepaling dient te worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde cao-norm. De kantonrechter kan De Zorgzaak niet volgen in haar stelling dat werkneemster in haar functie als ambulant begeleidster niet onder de werkingssfeer van deze bepaling zou vallen. Volgens de bepaling is de reistijd van een ambulante medewerker tevens als arbeidstijd aan te merken als deze reistijden meer bedragen dan de gebruikelijke reistijden woon-werkverkeer. Naar het oordeel van de kantonrechter dient onder gebruikelijk woon-werkverkeer niet alleen de gebruikelijke reistijd woon-werkverkeer van werknemers met een vaste werklocatie te worden verstaan, maar valt hieronder tevens de reistijd van een ambulante werknemer zonder vaste werklocatie, die rechtstreeks vanuit zijn woning naar zijn eerste cliënt reist. Ook het subsidiaire standpunt van De Zorgzaak, dat er geen sprake zou zijn van 'door de werkgever opgedragen werkzaamheden' kan de kantonrechter niet volgen. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt alleen het feit dat werkneemster haar werkzaamheden uitvoert in opdracht van De Zorgzaak al tot de conclusie dat er sprake is van door de werkgever opgedragen werkzaamheden. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat De Zorgzaak gehouden is de reistijd van werkneemster voor het ononderbroken reizen tussen cliënten tot de arbeidsduur te rekenen en tevens dat de werkgever hiervoor een vergoeding moet betalen. De Zorgtaak is daarnaast gehouden tot betaling van de reistijd als gevolg van onderbroken diensten.