Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 maart 2020
ECLI:NL:RBOBR:2020:1312
Ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven. Verzorgende heeft wel verwijtbaar, maar niet ernstig verwijtbaar, gehandeld door demente bewoonster in een reflex een tik in het gezicht te geven. Toewijzing (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek werkgeefster.

Feiten

Werkneemster is op 28 september 2009 in dienst getreden bij werkgeefster, laatstelijk in de functie van ‘Verzorgende niveau 3 kleinschalig wonen’. In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen. Op 19 november 2019 is werkneemster op non-actief gesteld, omdat werkgeefster ter ore is gekomen dat werkneemster een bewoonster met dementie zou hebben geslagen. Op 28 november 2019 is werkneemster op staande voet ontslagen. Werkneemster verzoekt de kantonrechter onder meer het ontslag op staande voet te vernietigen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het aan werkneemster gegeven ontslag op staande voet, verzoekt werkgeefster de kantonrechter de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden wegens verwijtbaar handelen.

Oordeel

Ontslag op staande voet

Vast staat dat er op 16 november 2019 een incident heeft plaatsgevonden waarbij werkneemster een tik in het gezicht van een bewoonster heeft gegeven. Op 19 november 2019 is werkneemster bij werkgeefster geweest voor een gesprek met de teammanager en de personeelsadviseur. Werkneemster is pas op 28 november 2019 op staande voet ontslagen. Dit is tien dagen nadat de leiding van werkgeefster ervan op de hoogte is geraakt dat er een incident heeft plaatsgevonden. Dit is niet te rijmen met de eis van onverwijld opzeggen. Dat werkgeefster nog nader onderzoek moet doen bestaande uit het nader horen van betrokkenen en het opstellen van verklaringen is begrijpelijk. Dat hiervoor negen dagen nodig zijn, begrijpt de kantonrechter echter niet. De conclusie is dan dat het aan werkneemster gegeven ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.

Voorwaardelijke ontbinding

Door werkneemster is erkend dat zij een demente bewoonster in het gezicht heeft geslagen. Haar verklaring is dat zij heeft gehandeld uit een reflex en dat handelen uit een reflex nooit verwijtbaar kan zijn. De kantonrechter volgt deze verklaring niet. De demente bewoonster weerde werkneemster af, omdat zij de pop die zij in haar armen had, wilde beschermen. Juist van een professional als werkneemster mag worden verwacht dat zij in deze omstandigheden haar reflexen beheerst. Daar komt bij dat niet gebleken is van een noodzaak om de pop af te pakken. Daarnaast verwijt werkgeefster werkneemster terecht zich toegang te hebben verschaft tot het medisch dossier van de demente bewoonster. Werkneemster heeft hieruit stukken gedownload om in deze procedure te gebruiken. Werkneemster heeft in haar eigen belang een dermate grote inbreuk gemaakt op de privacy van mensen die aan haar zorg zijn toevertrouwd door het geheimhoudingsbeding te overtreden. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door werkgeefster in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 mei 2020. Voorts zal aan werkneemster, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, een transitievergoeding worden toegekend.