Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 9 maart 2020
ECLI:NL:RBOVE:2020:1235
Feiten
Capra Advocaten is een advocatenkantoor dat is gespecialiseerd in arbeidsverhoudingen in de sectoren overheid, onderwijs en zorg. Werkneemster is op 1 april 2012 in dienst gekomen bij Capra (op de vestiging in Zwolle) in de functie van secretaresse. Op 12 juli 2019 is werkneemster, zonder Capra daarover te berichten, niet op het werk verschenen. Toen werkneemster ook op 15 juli 2019 niet op het werk verscheen, heeft Capra de loonbetalingen gestaakt met ingang van 12 juli 2019. Capra heeft vervolgens uit persberichten begrepen dat werkneemster in hechtenis was genomen op verdenking van het ernstig mishandelen van een deurwaarder. Bij vonnis van 21 november 2019 van de Rechtbank Overijssel is werkneemster veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van poging tot doodslag tegen de deurwaarder en het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht tegen een advocaat. Werkneemster heeft Capra niet zelf van deze veroordeling op de hoogte gesteld. Capra verzoekt daarom de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden op een van de gronden van artikel 7:669 lid 3 BW. Primair gaat Capra uit van de e-grond (verwijtbaar handelen van werknemer), subsidiair van de g-grond (een ernstig en duurzaam verstoorde verstandhouding van partijen), meer subsidiair de h-grond (andere gronden) of de i-grond (een combinatie van omstandigheden). Daarbij verzoekt Capra om te bepalen dat zij aan werkneemster geen transitievergoeding verschuldigd is. Werkneemster heeft op geen enkele wijze verweer gevoerd tegen het verzoek van Capra en is niet in de procedure verschenen.
Oordeel
In dit geval zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden op basis van de zogenoemde h-grond. Allereerst is van belang dat werkneemster door de strafrechter is veroordeeld voor ernstige strafbare feiten. Het gaat erom dat werkneemster is veroordeeld voor een poging tot doodslag op een deurwaarder en een doodsbedreiging aan het adres van een advocaat die werkneemster en haar echtgenoot bijstond in een civiele procedure. Ten tweede is van belang dat Capra vreest dat haar goede naam wordt aangetast door het handelen van haar medewerkster. Gezien de toelichting van Capra vindt de kantonrechter die vrees gerechtvaardigd. Capra heeft namelijk uit het strafbaar handelen van werkneemster jegens de deurwaarder begrepen dat werkneemster geen respect heeft voor rechterlijke beslissingen en voor de personen die bij de tenuitvoerlegging daarvan een rol spelen. In de strafzaak ging het immers om een deurwaarder die op het erf van werkneemster verscheen, omdat hij een uitspraak van de civiele rechter aan haar en haar echtgenoot wilde betekenen. Voor Capra weegt dit gebrek aan respect voor een deurwaarder zwaar, omdat de bedrijfsvoering van Capra onder meer inhoudt dat zij haar klanten (juridisch) adviseert in integriteitskwesties. Ten derde is van belang dat Capra heeft gesteld dat er onder het overige personeel van Capra een gevoel van verontwaardiging en onveiligheid heerst als gevolg van het strafbaar handelen van werkneemster. Terugkeer (op termijn) van werkneemster op de werkvloer is daarom niet wenselijk. In de situatie van werkneemster is sprake van ernstig verwijtbaar handelen dat heeft geleid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Capra is daarom geen transitievergoeding verschuldigd.