Naar boven ↑

Rechtspraak

IkZijnWij B.V./werkneemster
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 24 maart 2020
ECLI:NL:RBOVE:2020:1387
Verklaring voor recht dat werkgever geen/minder dwangsommen verschuldigd is door niet-nakoming re-integratieverplichtingen afgewezen. Werkgever heeft werkneemster te laat opgeroepen voor controle bedrijfsarts en het plan van aanpak is een aantal dagen te laat opgesteld.

Feiten

Werkneemster is op 1 november 2017 in dienst getreden bij IkZijnWij B.V. (hierna: IZW) in de functie van financieel medewerkster. In de arbeidsovereenkomst is een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden zonder voorafgaande toestemming, alsmede een verbod op concurrerende werkzaamheden opgenomen. Op 12 maart 2019 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Bij brief van 15 maart 2019 heeft IZW aan werkneemster geschreven dat zij de ziekmelding betwist en niet accepteert, dat zij werkneemster verdenkt van het verrichten van nevenwerkzaamheden, dat zij overgaat tot opschorting van het loon en dat zij werkneemster op non-actief stelt. In april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel IZW op verzoek van werkneemster veroordeeld tot betaling aan werkneemster van loon en vakantiegeld en tot het nakomen van re-integratieverplichtingen jegens werkneemster. Ten laste van IZW heeft werkneemster vervolgens een bedrag van € 3.000 ten titel van verbeurde dwangsommen geïnd. Met ingang van 18 november 2019 is werkneemster arbeidsgeschikt verklaard. IZW vordert onder meer een verklaring voor recht dat IZW aan werkneemster geen/minder dwangsommen verschuldigd is en een verklaring voor recht dat werkneemster aan IZW een bedrag van € 16.500 verschuldigd is in verband met onrechtmatige concurrentie. Werkneemster vordert in reconventie onder meer veroordeling van IZW tot betaling van verbeurde dwangsommen tot een bedrag van € 47.000.

Oordeel

Verschuldigdheid dwangsommen

De kantonrechter is van oordeel dat IZW niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan als bedoeld in het kortgedingvonnis van 17 april 2019. Als gevolg daarvan zijn er in elk geval zes dwangsommen van € 500 (totaal € 3.000) verbeurd. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen. Het komt voor rekening en risico van IZW dat werkneemster niet tijdig is opgeroepen voor een controle bij de bedrijfsarts. Daarnaast is in dit kader van belang dat er na betekening van het kortgedingvonnis nog zes dagen zijn verstreken totdat werkneemster een oproep ontving om de volgende dag te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Een verklaring voor dit tijdsverloop heeft IZW niet gegeven. Ten slotte is voor de afwijzing van de gevorderde verklaring voor recht van belang dat het plan van aanpak bij ziekte niet tijdig is opgesteld. Het plan had voor 7 mei 2019 gereed moeten zijn. In dit geval was het plan pas gereed op 9 mei 2019.

Geen onrechtmatige concurrentie

De kantonrechter komt tot het oordeel dat onrechtmatige concurrentie niet is komen vast te staan. Weliswaar heeft werkneemster als vennoot van een onderneming genaamd ‘Kracht Zorg en Welzijn’ ingeschreven gestaan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, maar van werkzaamheden van werkneemster voor die onderneming is niet gebleken. De stelling van IZW dat werkneemster bij een andere onderneming werkzaamheden heeft verricht, is (eveneens) onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter gaat er verder van uit dat IZW bekend was met reeds vóór haar ziekmelding bestaande nevenwerkzaamheden van werkneemster voor de schoonmoeder van de directeur van IZW en dat hier kennelijk geen bezwaar tegen bestond. De gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.

Betaling van verbeurde dwangsommen

In verband met de (eerder vermelde) te late oproep om bij de bedrijfsarts te verschijnen, is door werkneemster reeds een bedrag van € 3.000 aan verbeurde dwangsommen geïnd. Daarnaast is door IZW het plan van aanpak te laat opgesteld (twee dagen). Daarom heeft IZW op dit punt opnieuw twee dwangsommen van in totaal € 1.000 verbeurd. Dit bedrag is door werkneemster nog niet geïnd en nu toewijsbaar in het kader van de door werkneemster in reconventie ingestelde vordering. De kantonrechter oordeelt dat er verder geen dwangsommen zijn verbeurd.