Rechtspraak
Feiten
De CEO van ICRON heeft op 2 februari 2016 contact opgenomen met werknemer, met het verzoek een afspraak te maken om te spreken over de marketingplannen van ICRON. Tijdens dat gesprek heeft de CEO werknemer een baan aangeboden, maar die is door werknemer afgewezen. In november 2016 hebben partijen elkaar weer gesproken en heeft de CEO een voorstel gedaan. Dat is door werknemer geaccepteerd. Tussen ICRON en werknemer is een ‘Employment Agreement’, gedateerd 1 februari 2017, overeengekomen. De arbeidsvoorwaarden die daarin waren opgenomen kwamen niet een-op-een overeen met het geaccepteerde voorstel. De CEO is op enig moment opgestapt. Op 23 mei 2018 heeft werknemer aan de broers X en Y geschreven dat er nog wat ‘open eindjes’ waren met betrekking tot zijn contract en dat hij die graag wil bespreken. Werknemer heeft de broers vervolgens nog gerappelleerd, maar geen reactie ontvangen. Op 18 december 2018 heeft werknemer per aangetekende brief aan X verzocht om uitbetaling van de resterende bonus over 2017 en 2018 en het tot stand brengen van een pensioenregeling. Werknemer en X hebben elkaar ontmoet in Istanbul en daarbij gesproken over de arbeidsvoorwaarden. De gemachtigde van ICRON heeft vervolgens een aanbod gedaan tot beëindiging van het dienstverband, maar dit is niet door werknemer geaccepteerd. Werknemer heeft vervolgens ten laste van ICRON conservatoir derdenbeslag gelegd. In e-mails van 17, 24 en 29 april 2019 heeft X ontevredenheid geuit over het functioneren van werknemer, die in reactie daarop geprotesteerd heeft tegen de aantijgingen. Werknemer is een procedure gestart tot betaling van een bonus en toekenning van pensioen en vakantiedagen. ICRON is de onderhavige ontbindingsprocedure gestart en heeft ontbinding verzocht. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 oktober 2019. Werknemer komt op tegen het vonnis.
Oordeel
Ontbindingsverzoek
In de uiteindelijke arbeidsovereenkomst zijn enkele arbeidsvoorwaarden anders geformuleerd dan ze waren opgenomen in de e-mail met het voorstel. Het hof acht relevant dat werknemer de discussie aan is gegaan met X over zijn arbeidsvoorwaarden, zonder dit met stukken te onderbouwen. Pas nadat de bestreden ontbindingsbeschikking was gegeven, heeft werknemer de e-mails getoond. Het hof acht het niet onbegrijpelijk dat ICRON, voordat werknemer deze e-mails had getoond, meende dat hij trachtte de met hem in de arbeidsovereenkomst genoemde arbeidsvoorwaarden te wijzigen, waartoe ICRON op zichzelf niet gehouden was. Het hof acht het daarmee onjuist dat X ‘grovelijk nalatig’ heeft gehandeld door niet te reageren op de voorstellen. Dit neemt niet weg dat ICRON zich vanaf februari 2017 toeschietelijker had moeten opstellen. ICRON heeft kritiek geuit op het functioneren van werknemer, maar niet alle gemaakte verwijten zijn terecht. Desondanks is het hof van oordeel dat ook werknemer zich soms onjuist heeft opgesteld. Werknemer heeft daarnaast olie op het vuur gegooid door conservatoir derdenbeslag te leggen en dit heeft naar het oordeel van het hof bijgedragen aan de ernstige verstoring van de arbeidsverhouding. De grieven falen.
Transitievergoeding
De kantonrechter heeft de transitievergoeding onjuist vastgesteld. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en bepalen dat de transitievergoeding (minimaal) € 7,017,36 moet zijn. Het hof vertrouwt er daarbij op dat ICRON haar gedane toezegging met betrekking tot de transitievergoeding in relatie tot de bonus over 2017 en 2018 zal nakomen.
Bonus 2019 en vakantiedagen
ICRON heeft erkend dat werknemer recht heeft op een bonus, maar dat de hoogte afhankelijk is van het behalen van doelstellingen. ICRON heeft daarbij subsidiair een bedrag van € 6.600 erkend. Het hof acht dit royaal. Er is immers geen pro rata factor toegepast, terwijl werknemer slechts tot 1 oktober in dienst was en de bonus gebaseerd is op een op jaarbasis te behalen bonus van € 40.000, terwijl de omzetgerelateerde bonus contractueel slechts € 30.000 bedraagt. Het hof stelt de bonus vast op € 6.600 bruto. Werknemer verzoekt uitbetaling van 25 niet opgenomen vakantiedagen, terwijl ICRON er maar tien heeft uitbetaald. Werknemer baseert zich daarbij op overzichten die door ICRON zijn opgesteld en aan hem zijn toegestuurd. ICRON heeft twee overzichten overgelegd en de verschillen daartussen niet kunnen verklaren. Het hof is daarmee van oordeel dat het door werknemer genoemde aantal van 25 te betalen niet opgenomen vakantiedagen, als door ICRON onvoldoende gemotiveerd betwist, dient te worden toegewezen.