Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 26 maart 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:2443
Feiten
Werkneemster is op 15 november 2016 in dienst getreden bij Heat Amsterdam B.V. (hierna: Heat). In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen dat (1) de cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing is en, (2) de cao inzake bijdragen sociaal fonds voor de horeca en de cao overgangsregeling vervroegd uittreden voor het horecabedrijf van toepassing zijn. In augustus 2019 werd bij Heat bekend dat Merin het cateringcontract en daarmee de exploitatie van de bedrijfsverzamelgebouwen, per 1 januari 2020 zou gunnen aan PDX Services B.V. (hierna: PDX). Heat heeft op 18 september 2019 de zogenoemde Veneca-lijst naar PDX gestuurd. Op die lijst staat werkneemster vermeld. Werkneemster heeft zich op 10 november 2019 ziek gemeld bij Heat. Bij brief van 21 november 2019 is namens PDX aan werkneemster geschreven dat PDX niet gehouden is om de arbeidsovereenkomst van werkneemster voort te zetten, omdat geen sprake is van een overgang van onderneming. Bij brief van 22 januari 2020 heeft Heat aan werkneemster geschreven dat op grond van wet- en regelgeving inzake overgang van cateringcontracten het op de betreffende locaties werkzame personeel automatisch over is gegaan naar PDX, zodat PDX per 1 januari 2020 van rechtswege de nieuwe werkgever is van werkneemster. Partijen twisten over de vraag of sprake is van een overgang van onderneming. Werkneemster vordert onder meer achterstallig loon van Heat.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat de discussie tussen partijen in dit kort geding zich met name heeft toegespitst op de vraag welke cao van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van werkneemster: de Horeca-cao of de cao voor de Contractcatering. Als namelijk de cao voor de Contract-catering van toepassing is, staat vast dat PDX de arbeidsovereenkomst van werkneemster op grond van artikel 10 van die cao sinds 1 januari 2020 moest voortzetten en behandelen als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW. De kantonrechter acht onvoldoende aannemelijk geworden dat Heat in hoofdzaak activiteiten verricht die tot het horecabedrijf behoren (zoals art. 1.2 Horeca-cao vereist). Dat, zoals door werkneemster is gesteld, in de arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat de Horeca-cao van toepassing is, doet aan het voorgaande niet af. De kantonrechter acht op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat Heat op enig moment van kleur is verschoten van een bedrijf dat onder de Horeca-cao viel (een restaurant/kookworkshop-locatie), naar een bedrijf dat onder de cao voor de Contractcatering valt. Zo blijkt uit de door Heat overgelegde brief van 4 juli 2018 van Stichtingen ContractCatering dat Heat met ingang van 1 januari 2017 staat geregistreerd als contractcateringorganisatie en dat per die datum de daarbij behorende premies worden geheven. Verder blijkt uit een brief van de Belastingdienst van 20 maart 2018 dat positief is beslist op het verzoek tot herziening van de sectoraansluiting, zodat Heat met ingang van 1 januari 2018 is aangesloten bij de sector Horeca catering, in plaats van bij de sector Horeca algemeen. Uit de overgelegde loonstroken blijkt dat in de maand januari 2017 een ‘Werk deel Sociaal Fonds Contractcatering’ werd ingehouden op het loon van werkneemster en dat dit in ieder geval in november 2019 nog steeds het geval was. Mede gelet op het in het voorgaande overwogene betekent dit dat – op grond van artikel 10 van de cao voor de Contractcatering – PDX de arbeidsovereenkomst van werkneemster sinds 1 januari 2020 moest voortzetten en behandelden als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW, zodat Heat per die datum geen loon meer is verschuldigd aan werkneemster. De vordering van werkneemster zal dan ook worden afgewezen.