Rechtspraak
Feiten
Werkneemster is op 1 december 2018 in dienst getreden van Thuiszorg Naborgh B.V. (hierna: Naborgh) als Verzorgende IG. Tussen Naborgh als verkoper en bedrijf X als koper is op 25 september 2019 een koopovereenkomst gesloten, waarbij X de activa van de onderneming van Naborgh heeft gekocht, onder meer bestaande uit het personeel en de (zorg)contracten. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft in oktober 2019 een aanwijzing gegeven aan Naborgh om uiterlijk op 11 oktober 2019 al haar cliënten die zorg ontvangen over te dragen aan een andere zorgaanbieder, niet zijnde bedrijf X. Tussen Naborgh en bedrijf Y is op 11 oktober 2019 een overeenkomst gesloten, waarbij Naborgh aan bedrijf Y heeft overgedragen de cliënten genoemd in bijlage 1 bij de overeenkomst. Bij brief van 11 oktober 2019 heeft Naborgh aan werkneemster medegedeeld dat de thuiszorgactiviteiten zijn ondergebracht bij bedrijf Y en de huishoudelijke activiteiten zijn overgenomen door bedrijf X. Al vóór 11 oktober 2019 is werkneemster als gevolg van ziekte uitgevallen voor haar werkzaamheden. Zij heeft tot eind oktober 2019 re-integratiewerkzaamheden verricht in de huishoudelijke hulp, niet in haar eigen functie van verzorgende. Naborgh heeft aan werkneemster salaris betaald over de periode van 1 tot en met 10 oktober 2019. Werkneemster verzoekt thans onder meer veroordeling van Naborgh tot doorbetaling van haar salaris.
Oordeel
Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting van partijen wordt vastgesteld dat sprake is geweest van overgang van onderneming, doordat Naborgh al haar ondernemingsactiviteiten en activa aan X respectievelijk Y heeft overgedragen. De kantonrechter stelt vast dat, anders dan in de koopovereenkomst is vermeld, de overdracht niet heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2019 maar op 11 oktober 2019. De reden hiervoor is dat de betrokken ondernemingen van die datum uitgaan. Die datum is ook gecommuniceerd naar de medewerkers van Naborgh. Op grond van artikel 7:663 BW zijn door de overgang van de onderneming de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor Naborgh voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen haar en werkneemster van rechtswege overgegaan op bedrijf Y. Weliswaar was werkneemster ten tijde van de overgang aan het re-integreren in de huishoudelijke hulp, maar haar functie was die van Verzorgende IG en de thuiszorgactiviteiten zijn overgegaan naar bedrijf Y, zodat de arbeidsovereenkomst van werkneemster ook wordt geacht te zijn overgegaan op bedrijf Y. Bij deze stand van zaken geldt dat de rechten en verplichtingen die voor Naborgh voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen haar en werkneemster op 11 oktober 2019 van rechtswege zijn overgegaan op bedrijf Y, terwijl Naborgh nog gedurende een jaar hierna naast Y hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, ontstaan vóór dat tijdstip. Voor de nakoming van ontstane verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst vanaf 11 oktober 2019 is alleen Y verbonden. Dat geldt dan tot 25 november 2019, want toen is werkneemster bij een andere werkgever in dienst getreden. Afwijzing van de verzoeken van werkneemster volgt.