Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 maart 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:3122
Feiten
Werkneemster is met ingang van 14 september 2018 in dienst getreden bij Thuiszorg Naborgh B.V. (hierna: Naborgh) in de functie van huishoudelijk medewerkster. Tussen Naborgh als verkoper en bedrijf X als koper is op 25 september 2019 een koopovereenkomst gesloten, waarbij X de activa van de onderneming van Naborgh heeft gekocht, onder meer bestaande uit het personeel en de (zorg)contracten. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft in oktober 2019 een aanwijzing gegeven aan Naborgh om uiterlijk op 11 oktober 2019 al haar cliënten die zorg ontvangen over te dragen aan een andere zorgaanbieder, niet zijnde bedrijf X. Tussen Naborgh en bedrijf Y is op 11 oktober 2019 een overeenkomst gesloten, waarbij Naborgh aan bedrijf Y heeft overgedragen de cliënten genoemd in bijlage 1 bij de overeenkomst. Bij brief van 11 oktober 2019 heeft Naborgh aan werkneemster medegedeeld dat de thuiszorgactiviteiten zijn ondergebracht bij bedrijf Y en de huishoudelijke activiteiten zijn overgenomen door bedrijf X. Werkneemster is op 18 oktober 2019 gevraagd een nieuwe arbeidsovereenkomst met bedrijf X te ondertekenen. Dat heeft zij toen niet willen doen. Vervolgens is haar medegedeeld dat een ontslagprocedure zou worden gestart als zij de overeenkomst niet voor 1 november 2019 zou ondertekenen. Op 20 oktober 2019 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Bij brief van 31 oktober 2019 heeft X aan werkneemster medegedeeld dat zij nog in dienst is bij Naborgh, omdat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden. Naborgh heeft aan werkneemster salaris betaald over de periode van 1 tot en met 10 oktober 2019. Werkneemster verzoekt onder meer te bepalen dat Naborgh haar salaris vanaf 11 oktober 2019 dient door te betalen.
Oordeel
Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting van partijen wordt vastgesteld dat sprake is geweest van overgang van onderneming, doordat Naborgh al haar ondernemingsactiviteiten en activa aan X respectievelijk Y heeft overgedragen. De kantonrechter stelt vast dat, anders dan in de koopovereenkomst is vermeld, de overdracht niet heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2019 maar op 11 oktober 2019. De reden hiervoor is dat de betrokken ondernemingen van die datum uitgaan. Die datum is ook gecommuniceerd naar de medewerkers van Naborgh. Op grond van artikel 7:663 BW zijn door de overgang van de onderneming de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor Naborgh voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen haar en werkneemster van rechtswege overgegaan op bedrijf X. Evenwel is Naborgh nog gedurende een jaar na de overgang naast X hoofdelijk verbonden voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan vóór dat tijdstip. Werkneemster is dus van rechtswege in dienst gekomen van X. In deze procedure heeft Naborgh ter zitting aangevoerd dat over de ontbinding van de koopovereenkomst nog steeds discussie wordt gevoerd en dat Naborgh een lege vennootschap is. Daarom wordt ervan uitgegaan dat ongedaanmaking van de over en weer verrichte prestaties, lees: (terug)overdracht van ondernemingsactiviteiten en activa aan Naborgh, (nog) niet heeft plaatsgevonden. Bij deze stand van zaken geldt dat de rechten en verplichtingen die voor Naborgh voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen haar en werkneemster op 11 oktober 2019 van rechtswege zijn overgegaan op bedrijf X, terwijl Naborgh nog gedurende een jaar hierna naast X hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, ontstaan vóór dat tijdstip. Voor de nakoming van ontstane verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst vanaf 11 oktober 2019 is vooralsnog alleen X verbonden. Naborgh is derhalve vanaf die datum geen loon meer verschuldigd.