Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Der Wiese B.V.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 9 april 2020
ECLI:NL:RBOBR:2020:2256
Tussen partijen is een pensioenovereenkomst tot stand gekomen en werkgeefster is tekortgeschoten in haar verplichting om het pensioen van werknemer deugdelijk onder te brengen en pensioenpremies af te dragen.

Feiten

Werknemer is vanaf 1 augustus 2012 in dienst van Der Wiese, laatstelijk in de functie van bedrijfsleider-inkoper. In de arbeidsovereenkomst voor de periode 1 augustus 2012 tot 1 februari 2013 is ten aanzien van het pensioen van werknemer het volgende opgenomen. Bij werkgever bestaat een collectieve pensioenvoorziening waaraan werknemer verplicht is deel te nemen. Werkgever zal zorgdragen voor de aanmelding van werknemer bij het pensioenfonds en zal tevens zorgdragen voor de afdracht van premies aan het pensioenfonds. Voor de maandelijkse premie houdt werkgever een percentage in op het maandloon zoals vermeld in het pensioenreglement. Aan werknemer zal een exemplaar van het pensioenreglement ter hand worden gesteld. In de tweede arbeidsovereenkomst voor de periode 1 februari 2013 tot 1 februari 2014 staat dezelfde bepaling. Werknemers van Der Wiese namen deel in een collectieve pensioenregeling en werden op grond van de uitvoeringsovereenkomst tussen een zusteronderneming van Der Wiese, te weten M.R.M. Handelsonderneming B.V. (hierna M.R.M.) en Reaal, bij Reaal aangemeld. Der Wiese was niet de contractspartij van Reaal. Op het loon van werknemer is geen werknemersbijdrage ingehouden. In de derde arbeidsovereenkomst die gold vanaf 1 februari 2014 is geen bepaling over pensioen opgenomen. Werknemer vordert betaling van Der Wiese van een bedrag gelijk aan de werkgeverspremie over het tijdvak 1 augustus 2012 tot 1 februari 2014. De vordering van werknemer ziet hiermee op vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW.

Oordeel

Der Wiese betwist dat er geen pensioen voor werknemer is opgebouwd. Ook als dit het geval zou zijn, dan stelt zij zich op het standpunt dat werknemer niet heeft willen deelnemen, omdat hij het aanvraagformulier niet heeft toegestuurd. Der Wiese heeft niet betwist dat zij voor haar medewerkers hetzelfde pensioenreglement hanteerde als het pensioenreglement dat op de werknemers van M.R.M. van toepassing was. In zoverre is dit het pensioenaanbod dat zij gedaan heeft aan werknemer en werknemer heeft dit door ondertekening van de arbeidsovereenkomst aanvaard. Der Wiese heeft niet gesteld dat het aanleveren van een ingevuld aanvraagformulier voorwaarde was voor de totstandkoming van de pensioenovereenkomst. Mede gelet op de contractuele verplichting om zorg te dragen voor de aanmelding had van Der Wiese als goed werkgever verwacht mogen worden dat zij de aansluiting faciliteerde en werknemer ondersteunde of rappelleerde indien hij nog geen formulier had ingeleverd. Deze argumenten van Der Wiese doen dan ook niet af aan het bestaan van een pensioenovereenkomst. Subsidiair stelt Der Wiese zich op het standpunt dat als het formulier wel is geretourneerd, dit naar alle waarschijnlijkheid is doorgezonden naar Reaal, doch mogelijk vanwege het faillissement van M.R.M. op 26 februari 2013 niet meer in behandeling is genomen. Dit standpunt onderbouwt Der Wiese niet. Bovendien geldt dat, als dit het geval zou zijn, dit ook voor haar risico komt. Dat het faillissement van M.R.M. relevant is in deze zaak, komt namelijk doordat Der Wiese haar onderbrengingsplicht van artikel 23 Pw heeft geschonden. Der Wiese heeft zelf aangegeven geen contractspartij te zijn in de uitvoeringsovereenkomst tussen M.R.M. en Reaal. Als zij haar wettelijke verplichting wel was nagekomen, had Reaal (of een andere pensioeninstelling) op grond van de tussen hen geldende uitvoeringsovereenkomst de aanmelding wel in behandeling genomen. Het bovenstaande leidt ertoe dat tussen partijen een pensioenovereenkomst tot stand is gekomen en dat Der Wiese is tekortschoten in haar verplichting om het pensioen van werknemer deugdelijk onder te brengen en pensioenpremies af te dragen. Omdat de berekening en daarmee de hoogte van het bedrag aan werkgeverspremies door Der Wiese niet wordt betwist, komt het bedrag van € 3.203,57 voor toewijzing in aanmerking.