Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 12 mei 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:4239
Feiten
Werknemer heeft als chauffeur voor EU Fair Trade gewerkt. Op 29 september 2019 heeft EU Fair Trade aan werknemer medegedeeld dat het niet goed ging met het bedrijf, dat zij geen werk meer had voor werknemer en werknemer niet meer hoefde te verschijnen op het werk. Voor de aanvraag van een bijstandsuitkering heeft werknemer loonstroken, zijn ontslagbrief en een getuigschrift opgevraagd bij de financiële administratie. Op 25 november 2019 lagen zijn loonstroken op de deurmat met een kopie van een ontslagbrief met een handtekening van werknemer. De brief was op 23 april 2019 opgemaakt en vermeldde dat werknemer per 1 mei 2019 zijn ontslag wilde indienen. Werknemer verklaart deze brief niet te hebben opgesteld of ondertekend. Op 2 december 2019 heeft werknemer aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. In een ondertekende verklaring van de zoon van de bestuurder en enig aandeelhouder van EU Fair Trade verklaart de zoon – kort gezegd – dat werknemer in april 2019 geen ontslag heeft genomen, maar ontslag heeft gekregen. Uit de door werknemer overgelegde bankafschriften volgt dat EU Fair Trade tot en met september 2019 maandelijks een bedrag van steeds ongeveer € 450, deels met de omschrijving ‘Loon (…)’, heeft gestort. In het gewaarmerkte uittreksel van de KvK van 30 april 2020 is vermeld dat op 24 januari 2020 is geregistreerd dat EU Fair Trade is opgeheven per 1 november 2019. Werknemer verzoekt de kantonrechter EU Faire Trade onder meer te veroordelen tot betaling aan hem van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en de transitievergoeding.
Oordeel
EU Fair Trade heeft geen verweerschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen. Dit betekent dat de door werknemer aangevoerde feiten en omstandigheden als onweersproken zijn komen vast te staan. De verklaring van de zoon van de bestuurder onderschrijft dat werknemer zelf geen ontslag heeft genomen en dat de inhoud van de ontslagbrief niet juist is. De kantonrechter gaat ervan uit dat de arbeidsovereenkomst op 29 september 2019 is opgezegd door EU Fair Trade. EU Fair Trade heeft de arbeidsovereenkomst per direct opgezegd zonder inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Gelet hierop is het door werknemer gevorderde bedrag, zijnde het loon voor één maand, toewijsbaar. Niet gesteld of gebleken is dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, zodat de door werknemer gevorderde transitievergoeding zal worden toegewezen. Vast staat dat EU Fair Trade heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding is dan ook in beginsel toewijsbaar, omdat EU Fair Trade bij de totstandkoming van de uiteindelijke opzegging ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Redengevend in dit geval is dat EU Fair Trade werknemer gedurende enkele maanden in een zeer onzekere situatie heeft gebracht. Niet alleen zijn de werkzaamheden van werknemer op 29 september 2019 per direct beëindigd, maar ook heeft EU Fair Trade niet direct gevolg gegeven aan het verzoek van werknemer om bepaalde bescheiden aan te leveren die hij nodig had om zijn recht op een volledige bijstandsuitkering en een WW-uitkering in te roepen en te onderbouwen. Daarnaast is werknemer genoodzaakt geweest aangifte te doen van valsheid in geschrifte. Pas daarna is EU Fair Trade bereid gebleken te erkennen dat werknemer niet zelf ontslag had genomen op 23 april 2019. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 1.470 bruto.