Rechtspraak
Feiten
Appellant ontvangt in de periode van 1 februari 2016 tot en met 7 juli 2017 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Bij besluit van 19 oktober 2017 (besluit 1) vordert het college de over de periode van 1 februari 2016 tot en met 4 januari 2017 gemaakte kosten van bijstand van appellant terug in verband met zwarte inkomsten die appellant gedurende deze periode ontving. Bij besluit van 8 november 2017 heeft het college appellant wegens schending van de inlichtingenplicht een boete opgelegd van € 590. Appellante maakt bezwaar tegen beide besluiten. Het college verklaart het bezwaar tegen besluit 2 niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.
Oordeel
De Centrale Raad van Beroep oordeelt ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid als volgt. Het is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH5408) dat alleen verzending via PostNL kan worden gezien als verzending per post in de zin van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb. Bij arrest van 27 maart 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof), C-545/17, ECLI:EU:C:2019:260 (Pawlak/KRUS), geoordeeld dat de Richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (97/67/EG), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/6/EG, zich verzet tegen een nationale regeling die, zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging wegens redenen van openbare orde of openbare veiligheid bestaat, alleen de afgifte van een processtuk in een postkantoor van de enige voor de universele postdienst aangewezen aanbieder, erkent als gelijkwaardig aan de indiening van het processtuk bij de betrokken rechterlijke instantie. De Raad ziet hierin aanleiding onder verzending per post in de zin van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, niet langer uitsluitend te verstaan verzending via PostNL. Dit brengt mee dat een bezwaarschrift of (hoger)beroepschrift ook tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn bij een andere postaanbieder dan PostNL ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Onder andere postaanbieder wordt voor in Nederland ter post bezorgde stukken verstaan ieder bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) geregistreerd postvervoerbedrijf.
Appellant heeft aangevoerd dat het bezwaarschrift op 19 december 2017 ter post is bezorgd bij Falk Post. Falk Post is een bij de ACM geregistreerd postbedrijf. Niet in geschil is dat het besluit van 8 november 2017 ook op 8 november 2017 is verzonden. Dit betekent dat dit besluit op die datum op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt als bedoeld in artikel 6:8, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb en dat de bezwaartermijn is geëindigd op 20 december 2017. Het college heeft het bezwaarschrift op 22 december 2017 ontvangen. Het bezwaarschrift is, volgens het door Falk Post geplaatste poststempel op de envelop, op 21 december 2017 ter post bezorgd. De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postbedrijf is afgestempeld, sluit niet uit dat het stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Dat neemt niet weg dat een datumstempel veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband daarmee moet in gevallen waarin op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postbedrijf is afgestempeld. Bevat het stuk een poststempel van het postbedrijf met een datum gelegen na de laatste dag van de termijn, dan is het aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat het geschrift op een eerdere datum dan het poststempel aangeeft en wel uiterlijk op de laatste dag van de termijn ter post is bezorgd. Met de enkele stelling dat het bezwaarschrift op 19 december 2017 via een brievenbus aan de buitenzijde van het kantoor van mr. Kaya is aangeboden aan Falk Post, heeft appellant dit niet aannemelijk gemaakt. Het hoger beroep slaagt niet.