Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 30 juni 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:1220
Feiten
Werknemer is op 7 februari 2018 in dienst getreden bij WCW voor bepaalde tijd tot 7 februari 2020. Op 14 juli 2019 heeft WCW werknemer op staande voet ontslagen omdat uit camerabeelden was gebleken dat werknemer op 15 juni 2019 een fles champagne had verkocht ter waarde van € 169 zonder die aan te slaan op de kassa. WCW stelt dat werknemer de opbrengst van de fles champagne in eigen zak heeft gestoken, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. Werknemer heeft de beschuldiging weersproken. Werknemer heeft aan de kantonrechter verzocht om het ontslag op staande voet te vernietigen, met nevenvorderingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. Zij heeft het ontslag op staande voet vernietigd en WCW veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon met emolumenten. WCW heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat uit het feit dat werknemer de fles champagne niet heeft aangeslagen op de kassa nog niet volgt dat werknemer de opbrengst van de fles champagne heeft verduisterd. Van verduistering is alleen dan sprake, als werknemer het door de klant voor de champagne per pin betaalde bedrag van € 169 vervolgens in eigen zak heeft gestoken, bijvoorbeeld door een gelijkwaardig geldbedrag uit de kassa te halen. De bewijslast hiervan rust op WCW. Het hof is van oordeel dat WCW in haar bewijslast niet is geslaagd. Het vonnis wordt bekrachtigd.