Rechtspraak
Feiten
Werkneemster is sinds 21 februari 2011 bij werkgever in dienst in de functie van administratief medewerkster. Werkneemster heeft zich in de periode van half januari 2014 tot half maart 2014 ingewerkt op de afdeling boekhouding. Tijdens deze periode heeft werkneemster notities gemaakt in een door haar zelf aangeschaft zwart schrift. Werkneemster heeft zich op 7 juli 2014 ziek gemeld. Met ingang van 21 juli 2014 heeft werkneemster haar werkzaamheden op de afdeling boekhouding voor halve dagen hervat. Werkneemster heeft zich op 28 juli 2014 wederom volledig ziek gemeld. Op 18 augustus 2014 is per whatsapp-bericht aan werkneemster gevraagd of zij wist waar het zwarte schrift was en waar de sleutels van de bureaulade waren. Toen bleek dat werkneemster deze spullen in haar bezit had, is haar verzocht deze spullen te retourneren. Op 21 augustus 2014 heeft werkgever enkele brieven aan werkneemster geschreven. In een van de brieven heeft werkneemster een officiële waarschuwing gekregen voor het niet nakomen van haar re-integratieverplichtingen en voor het onmogelijk maken van het normaal functioneren van het werk. Bij e-mailbericht van 26 augustus 2014 heeft de gemachtigde van werkneemster de gemaakte verwijten betwist. Bij e-mailbericht van 28 augustus 2014 is aan werkneemster verzocht uiterlijk 29 augustus 2014 het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas in te leveren, en is aangekondigd dat indien daaraan geen gehoor zou worden gegeven werkneemster op staande voet zal worden ontslagen. Werkneemster heeft op 29 augustus 2014 het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas bij werkgever ingeleverd. Vanaf 3 november 2014 werkte werkneemster weer haar volledig aantal overeengekomen uren. Op 12 november 2014 is de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd wegens een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie. Bij brief van 27 november 2014 heeft de gemachtigde van werkneemster de vernietigbaarheid van de opzegging ingeroepen. Het verzoek strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen. Het verweer strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair bij toewijzing van het verzoek om aan werkneemster een vergoeding toe te kennen van € 18.648 bruto.
Oordeel
Opzegverbod
Op grond van artikel 7:685 (oud) BW dient de kantonrechter zich er allereerst van te vergewissen of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Werkneemster heeft zich op 7 juli 2014 ziek gemeld en is op 29 september 2014 begonnen met haar re-integratie. Weliswaar heeft werkneemster vanaf 3 november 2014 tot 12 november 2014 haar volledig aantal overeengekomen uren gewerkt, maar daaruit kan, nu een herstelmelding van een bedrijfsarts dan wel (objectieve) medische informatie ontbreekt, niet zonder meer worden afgeleid dat werkneemster weer volledig hersteld was. Nu ervan uit moet worden gegaan dat werkneemster thans nog arbeidsongeschikt is, dient gelet op de reflexwerking in de ontbindingsprocedure van het in artikel 7:670 BW neergelegde opzegverbod tijdens ziekte het ontbindingsverzoek in beginsel afgewezen te worden.
Gebrek aan integriteit
Werkgever heeft ter nadere onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat gelet op de bijzondere positie die hij als werkgever heeft er geen enkele twijfel mag bestaan aan de integriteit van de werknemer. Als gevolg van het stiekem meenemen van het zwarte schrift en het ondanks herhaaldelijk verzoek van werkgever niet teruggeven van de sleutels, de bankpas en het zwarte schrift is het vertrouwen in werkneemster als werknemer verloren en is besloten dat werkneemster, nu er twijfel is over haar integriteit, niet meer op het consulaat mag werken. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de positie van een buitenlands consulaat met zich mee dat het als werkgever een afwijkende status heeft van de gewone Nederlandse werkgever. Nu is besloten dat werkneemster niet meer werkzaam mag zijn voor werkgever omdat sprake is van twijfel aan haar integriteit als werknemer is sprake van zodanige bijzondere omstandigheden dat ondanks de arbeidsongeschiktheid van werkneemster een ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Het verzoek van werkgever zal dan ook worden toegewezen.
Vergoeding aan werkneemster?
Naar het oordeel van de kantonrechter is de huidige situatie het gevolg van de discussie die eind augustus 2014 plaatsvond omtrent het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas. Uit het nadrukkelijke verzoek van werkgever tot inleveren van het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas blijkt het belang voor werkgever om erover te beschikken. Werkneemster had door de spullen direct in te leveren het begin van wantrouwen bij werkgever kunnen wegnemen. Door voet bij stuk te houden en pas bij dreiging met ontslag op staande voet de spullen in te leveren, is het wantrouwen in werkneemster als werknemer toegenomen. Daar staat echter tegenover dat werkgever tot 12 november 2014 heeft gewacht met het opzeggen van de arbeidsovereenkomst, terwijl van hem als werkgever verwacht had mogen worden eerder kenbaar te maken dat hij twijfelde aan de integriteit van werkneemster. Door zo lang te wachten dit kenbaar te maken, heeft werkgever het geschil onnodig laten voortgaan en was het voor werkneemster niet duidelijk dat werkgever twijfelde aan haar integriteit. Nu beide partijen een verwijt kan worden gemaakt en gelet op de omstandigheid dat werkneemster thans nog arbeidsongeschikt is, zal de kantonrechter aan werkneemster een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule met een correctiefactor 1,1 toekennen. Aan werkneemster zal een vergoeding van afgerond € 10.260 worden toegekend.