Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 augustus 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:3835
Feiten
Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (hierna: SIO) bestuurt in Amsterdam het Cornelius Haga Lyceum (hierna: het Haga). Werknemer was de directeur-bestuurder. Op 9 april 2020 heeft een docent per e-mail een klacht ingediend over werknemer. Dit heeft tot spanningen in het bestuur geleid waardoor een bestuurscrisis is uitgebroken. Bij beslissing van de voorzieningenrechter van 10 juni 2020 is overwogen dat werknemer als bestuurslid een stap terug zal moeten treden en dat voorshands wordt bepaald dat de besluiten tot schorsing respectievelijk ontslag rechtsgeldig zijn genomen. Tegen dit vonnis hebben werknemer en de secretaris hoger beroep ingesteld. SIO heeft werknemer op 2 juni 2020 op staande voet ontslagen als bestuurder, omdat werknemer in strijd met de privacyregels heeft gehandeld en onterecht beelden en persoonsgegevens heeft doorgesluisd. Het bestuur van SIO heeft begin juni 2020 een onderzoekbureau ingeschakeld om onderzoek te doen naar signalen hieromtrent. Ten tijde van de zitting in deze zaak was het onderzoek nog niet afgerond. Werknemer vordert in deze procedure toelating tot zijn werkzaamheden en betaling van zijn (achterstallige) salaris, alsmede inttrekking van het ontslagbesluit en schorsingsbesluit van SIO.
Oordeel
De kantonrechter is allereerst van oordeel dat werknemer in zijn vorderingen ten aanzien van het ontslag- en schorsingsbesluit niet kan worden ontvangen. Daarbij gaat de kantonrechter in afwachting van de beslissing van het hof in de zaak van de schorsing/ontslag van werknemer als bestuurder ervan uit dat de daarop betrekking hebbende besluiten rechtsgeldig zijn genomen. Verder overweegt de kantonrechter dat bij de stichting het ontslag als bestuurder niet automatisch tot gevolg heeft dat in beginsel ook de arbeidsovereenkomst met de bestuurder eindigt. Dat betekent dat de vordering van werknemer langs de gebruikelijke meetlat voor ontslag op staande voet moet worden gelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de verweten gedragingen niet komen vast te staan. Dat geldt zowel voor de stelling dat werknemer de enige persoon is (geweest) die de beelden van de bewakingscamera kon uitlezen als voor de stelling dat hij degene is geweest die de beelden vervolgens onder derden heeft verspreid. Aan de eis dat deze redenen voor ontslag op staande voet ten minste feitelijk aannemelijk zijn gemaakt, is tot nu toe niet voldaan en de uitkomsten van het onderzoek zijn nog niet beschikbaar. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet geen stand zal houden en dat het er arbeidsrechtelijk voor gezien moet worden gehouden dat werknemer nog in dienst is van SIO. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat en heeft werknemer recht op loon, nu hij zich beschikbaar houdt voor werkhervatting, maar SIO niet van zijn diensten gebruik wenst te maken. De op betaling van loon betrekking hebbende vorderingen zullen dan ook worden toegewezen. De vordering tot wedertewerkstelling zal worden afgewezen. Hoewel het ontslag als stichtingsbestuurder in juridische zin los staat van dat van bestuurder/directeur, is er in zoverre wel een directe samenhang dat de voorzieningenrechter civiel heeft bepaald dat het werknemer is verboden zich te begeven op het schoolterrein en in het schoolgebouw van het Haga en op enige manier contact te hebben met het personeel en de leerlingen/ouders. Reeds daardoor valt niet in te zien hoe werknemer zijn gebruikelijke werkzaamheden als bestuurder/directeur zou kunnen uitvoeren, nog daargelaten het feit dat er intussen een ander in zijn plaats is benoemd. Daarnaast is uit de door SIO overgelegde stukken gebleken dat er intussen sprake is van een vergaand gebrek aan draagvlak voor werknemer bij het Haga. Ten slotte is er sprake van een door de kantonrechter als onoverbrugbaar ingeschatte verstoring in de verhouding tussen het ‘nieuwe’ stichtingsbestuur en werknemer.